ECLI:NL:HR:2004:AO1969
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ontvankelijkheid van het cassatieberoep in een geschil over de verdeling van een gemeenschap van goederen
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.H. Vermeulen, de gezamenlijke erfgenamen van betrokkene 1 in cassatie gedagvaard. De zaak betreft een geschil over de verdeling van een gemeenschap van goederen, waarbij eiseres vorderingen heeft ingesteld tegen betrokkene 1. De rechtbank te Amsterdam heeft in eerdere instanties vonnissen gewezen, waarbij betrokkene 1 in reconventie vorderingen heeft ingesteld tegen eiseres. Na een reeks van rechtszaken, waaronder een hoger beroep bij het gerechtshof te Amsterdam, is betrokkene 1 overleden. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor verdere afdoening. Eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, maar de erfgenamen van betrokkene 1 zijn niet verschenen in de procedure.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld. Eiseres heeft een verzoek ingediend om tussentijds cassatieberoep toe te staan, maar de Hoge Raad heeft dit verzoek afgewezen. De Hoge Raad oordeelt dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk is, omdat het verzoek om tussentijds cassatieberoep niet op de juiste wijze is ingediend. De Hoge Raad compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman en A.M.J. van Buchem-Spapens, en openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein op 26 maart 2004.