ECLI:NL:HR:2004:AO1950

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/325HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest van de Hoge Raad inzake vordering tot betaling en ontbinding van koopovereenkomst

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.L.J. Duijsens, verweerder, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.H.M. van Swaaij, gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage. Eiser vorderde primair een betaling van ƒ 70.000,-- van verweerder, subsidiair een gedeeltelijke ontbinding van de koopovereenkomst van 15 juli 1994, en meer subsidiair wijziging van de koopovereenkomst op grond van artikel 6:230 lid 2 juncto 6:228 BW. Verweerder heeft de vordering bestreden en een vordering in reconventie ingesteld, maar deze speelde in cassatie geen rol meer. De rechtbank heeft op 13 juni 2001 de vordering in conventie afgewezen. Eiser heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 18 september 2002 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 379,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, zonder dat nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

26 maart 2004
Eerste Kamer
Nr. C02/325HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J.H.M. van Swaaij.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploot van 29 maart 2000 verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd:
primair [verweerder] te veroordelen aan [eiser] te betalen een bedrag van ƒ 70.000,--;
subsidiair de overeenkomst d.d. 15 juli 1994 partieel te ontbinden, in dier voege dat de door [eiser] betaalde koopprijs wordt verminderd met een bedrag van ƒ 70.000,--, alsmede [verweerder] te veroordelen tot betaling van een bedrag van ƒ 70.000,--;
meer subsidiair de gevolgen van de koopovereenkomst d.d. 15 juli 1994 op grond van artikel 6:230 lid 2 juncto 6:228 BW te wijzigen in dier voege dat de door [eiser] betaalde koopprijs wordt verminderd met een bedrag van ƒ 70.000,--, alsmede [verweerder] te veroordelen tot betaling van een bedrag van ƒ 70.000,--;
steeds te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten ad ƒ 2.500,-- en de wettelijke rente vanaf 20 oktober 1996, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
[Verweerder] heeft de vordering bestreden en een vordering in reconventie ingesteld. Deze vordering speelt in cassatie geen rol meer.
De rechtbank heeft bij vonnis van 13 juni 2001 de vordering in conventie afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 18 september 2002 heeft het hof in conventie het bestreden vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 379,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren D.H. Beukenhorst, als voorzitter, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein, E.J. Numann en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 26 maart 2004.