ECLI:NL:HR:2004:AO1950
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- E.J. Numann
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Arrest van de Hoge Raad inzake vordering tot betaling en ontbinding van koopovereenkomst
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.L.J. Duijsens, verweerder, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.H.M. van Swaaij, gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage. Eiser vorderde primair een betaling van ƒ 70.000,-- van verweerder, subsidiair een gedeeltelijke ontbinding van de koopovereenkomst van 15 juli 1994, en meer subsidiair wijziging van de koopovereenkomst op grond van artikel 6:230 lid 2 juncto 6:228 BW. Verweerder heeft de vordering bestreden en een vordering in reconventie ingesteld, maar deze speelde in cassatie geen rol meer. De rechtbank heeft op 13 juni 2001 de vordering in conventie afgewezen. Eiser heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 18 september 2002 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 379,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, zonder dat nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.