ECLI:NL:HR:2004:AO1879
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de Penitentiaire Beginselenwet bij afluisteren van telefoongesprekken in detentie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 februari 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1966 en ten tijde van de uitspraak gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Esserheem' te Veenhuizen, was eerder veroordeeld voor het opzettelijk verstoren van de rust door valse alarmkreten. De verdachte had op 2 februari 2000 een telefonische melding gedaan dat er een bom in een cel zou liggen, wat leidde tot zijn veroordeling tot een geldboete van tweehonderd euro of vier dagen hechtenis. De kern van de zaak betrof de rechtmatigheid van het afluisteren en opnemen van het telefoongesprek door de penitentiaire inrichting. De verdediging voerde aan dat het afluisteren onrechtmatig was, omdat er voorafgaand aan het gesprek geen verdenking tegen de verdachte bestond. De Hoge Raad oordeelde echter dat de directeur van de penitentiaire inrichting bevoegd was om toezicht te houden op telefoongesprekken, en dat dit toezicht rechtmatig was uitgevoerd met het oog op de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat de nieuwe gronden voor het onrechtmatig verkregen bewijs niet in cassatie konden worden aangevoerd. De uitspraak bevestigde dat het afluisteren en opnemen van het telefoongesprek rechtmatig was en dat het bewijs in de strafzaak kon worden gebruikt.