ECLI:NL:HR:2004:AO1777

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/210HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest inzake de overdracht van aandelen en de bijzondere rechten in de vennootschap

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 januari 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een arrest van de Ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam. De eiseres, een rechtspersoon naar Italiaans recht, had de verweerder gedagvaard met de vordering om zijn aandelen in Fres-Co over te dragen. De eiseres stelde dat de verweerder zijn aandelen moest overdragen op basis van artikel 2:201a BW, en dat de prijs voor de aandelen moest worden vastgesteld. De Ondernemingskamer had de vordering van de eiseres afgewezen, waarbij zij oordeelde dat de verweerder houder was van aandelen waaraan de statuten een bijzonder recht inzake de zeggenschap in de vennootschap verbonden. De eiseres ging in cassatie tegen deze beslissing.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de Ondernemingskamer de vordering ten onrechte had afgewezen. De Hoge Raad oordeelde dat de statuten van de vennootschap geen bijzondere rechten inzake de zeggenschap aan de aandelen van de verweerder verbonden. De Hoge Raad vernietigde het arrest van de Ondernemingskamer en verwees de zaak voor verdere behandeling terug naar de Ondernemingskamer. Tevens werd de verweerder in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt de strikte toepassing van de afwijzingsgronden in artikel 2:201a BW en de noodzaak om de statuten van de vennootschap zorgvuldig te interpreteren. De Hoge Raad stelde vast dat de eis van eenstemmigheid in de statuten niet automatisch betekent dat aan de aandelen bijzondere rechten inzake de zeggenschap zijn verbonden. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de interpretatie van aandeelhoudersrechten en de mogelijkheden voor uitkoopprocedures in vennootschappen.

Uitspraak

16 januari 2004
Eerste Kamer
Nr. C02/210HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
de rechtspersoon naar Italiaans recht [eiseres], gevestigd te [woonplaats], Italië,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P. van Schilfgaarde,
t e g e n
[verweerder], wonende te [woonplaats], Italië,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt.
1. Het geding in feitelijke instantie
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij exploot van 22 januari 2001, hersteld bij exploit van 31 januari 2001, verweerder in cas- satie - verder te noemen: [verweerder] - gedagvaard voor de Ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam en gevorderd bij arrest:
a. [verweerder] te veroordelen zijn aandelen in Fres-Co aan [eiseres] over te dragen overeenkomst het bepaalde in art. 2:201a BW;
b. de prijs vast te stellen die [eiseres] voor de over te dragen aandelen dient te betalen, per de bij arrest van het hof te bepalen datum, te verhogen met de wettelijke rente vanaf die datum tot de datum van de overdracht;
c. te bepalen dat uitkeringen op de aandelen die betaalbaar gesteld worden in het tijdvak sedert de sub b. bedoelde datum tot de datum van overdracht, zullen strekken tot gedeeltelijke betaling op de dag van betaalbaarstelling.
[Verweerder] heeft primair de vordering bestreden en subsidiair gevorderd onafhankelijke deskundigen te benoemen teneinde de prijs van de aandelen waarvan overdracht wordt gevorderd te bepalen.
De Ondernemingskamer heeft bij arrest van 2 mei 2002 de vordering van [eiseres] afgewezen.
Het arrest van de Ondernemingskamer is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van de Ondernemingkamer heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot vernietiging en terugwijzing.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [Betrokkene 1] en [verweerder] zijn neven. Zij houden tezamen het gehele geplaatste kapitaal in [eiseres] in dier voege dat [betrokkene 1] daarvan 50,8% houdt en [verweerder] 49,2%. [Eiseres] houdt 240 gewone aandelen met een nominale waarde van ƒ 1.000,-- elk in Fres-Co System International B.V. (hierna: de vennootschap) en [verweerder] houdt de overige 5 aandelen (2,041%) in het kapitaal van de vennootschap. Het indirecte belang van [betrokkene 1] in de vennootschap bedraagt (afgerond) 49,60% en het gezamenlijke directe en indirecte belang van [verweerder] bedraagt afgerond 50,40%.
(ii) De vennootschap is gevestigd te Amsterdam en zij is onderdeel van de [A] Groep.
(iii) De [A] Groep houdt ondernemingen in stand die zich, zoals de onderneming van de vennootschap, bezig houden met de handel in flexibele verpakkingssystemen van hoogwaardige kwaliteit en machines voor de verpakkingsindustrie.
(iv) Tot 1990 bedroeg het geplaatste kapitaal van de vennootschap ƒ 240.000,--, verdeeld in 240 gewone aandelen met een nominale waarde van ƒ 1.000,-- elk, die alle door [eiseres] werden gehouden. In 1990 is besloten tot de uitgifte van vijf aandelen aan [verweerder] tegen een prijs van ƒ 270.000,--. De uitgifte van deze aandelen heeft plaatsgevonden op of omstreeks 10 augustus 1990.
(v) Op deze datum werden voorts de statuten van de vennootschap gewijzigd. Artikel 17 van de statuten luidt sindsdien, voor zover van belang, als volgt: "Elk aandeel geeft recht op het uitbrengen van één stem. Alle besluiten van de algemene vergadering van aandeelhouders worden genomen met volstrekte eenstemmigheid".
(vi) De uitgifte van vijf aandelen aan [verweerder] had als reden te bewerkstelligen dat eventuele dividend-uitkeringen door de vennootschap - al of niet direct - aan [betrokkene 1] en [verweerder] gelijkelijk zouden toekomen waardoor recht zou worden gedaan aan de - immer beoogde - gelijkheid van het economisch belang van de beide neven in de vennootschap.
(vii) De statutenwijziging had als doel te bewerk-stelligen dat het beleid met betrekking tot Fres-Co System USA Inc. door de beide neven gezamenlijk en in goede harmonie zou worden bepaald.
(viii) Sedert 1997 is tussen [betrokkene 1] en [verweerder] onenigheid ontstaan die heeft geleid tot een aantal rechtsgedingen.
3.2 De vordering van [eiseres] strekt ertoe dat [verweerder] zal worden veroordeeld zijn aandelen in de vennootschap over te dragen aan [eiseres] overeenkomstig het bepaalde in art. 2:201a BW en tot vaststelling van de prijs die [eiseres] voor de over te dragen aandelen dient te betalen. De Ondernemingskamer heeft deze vordering afgewezen en daartoe - samengevat weergegeven - het volgende overwogen.
(a) De in dit geding te beantwoorden vraag luidt of het verweer van [verweerder] dat hij houder is van aandelen waaraan de statuten een bijzonder recht inzake de zeggenschap in de vennootschap verbinden als bedoeld in art. 2:201a, goede grond heeft. [Verweerder] heeft dit verweer doen steunen op art. 17 van de statuten van de vennootschap inzake de voorgeschreven eenstemmigheid bij besluitvorming, mede gezien tegen de achtergrond van de omstandigheden van dit geval (rov. 3.2).
(b) Als niet reeds in het algemeen moet worden aangenomen dat de omstandigheid dat besluiten van de algemene vergadering van aandeelhouders krachtens de statuten slechts met eenparigheid van stemmen kunnen worden genomen, met zich meebrengt dat aan ieder aandeel in het geplaatste kapitaal van de vennootschap een bijzonder recht inzake de zeggenschap is verbonden, zodat de uitkoopvordering die is gebaseerd op art. 2:92a of op art. 2: 201a, moet worden afgewezen, geldt zulks in ieder geval hier (rov. 3.3).
(c) De verdeling van het directe en indirecte aandelenbezit tussen [betrokkene 1] en [verweerder] en de in de statuten neergelegde eis van eenstemmigheid vallen immers niet los te zien van de bijzondere omstandigheden van dit geval. Deze komen erop neer dat deze (familie)vennootschappelijke structuur aansluit bij de door partijen beoogde - en door de emissie van vijf aandelen in de vennootschap bewerkstelligde - gelijkheid van het economisch belang van ieder der neven in de [A] Groep waartoe de vennootschap behoort, en de beoogde en - door art. 17 van de statuten - bewerkstelligde gelijke bevoegdheid van ieder der neven met betrekking tot het beleid in een van de dochtervennootschappen van de vennootschap (rov. 3.4).
(d) Doel en strekking van de uitkoopregeling, meer in het bijzonder het bepaalde in lid 4 van voormelde bepalingen, zouden worden miskend indien [verweerder] ondanks voormelde omstandigheden gedwongen zou kunnen worden zijn aandelen aan [eiseres] over te dragen (rov. 3.5).
(e) De Ondernemingskamer verwerpt de stelling dat onder aandelen "waaraan de statuten een bijzonder recht inzake de zeggenschap in de vennootschap verbinden" als bedoeld in art. 2:92a lid 4 en art. 2:201a lid 4 BW slechts prioriteitsaandelen kunnen worden verstaan. Niet alleen is voor deze beperkte lezing in de tekst van de artikelen geen steun te vinden, maar zij verliest ook uit het oog dat het opnemen ten behoeve van een aandeelhouder van de eis van eenstemmigheid in de statuten het verlenen van bijzondere zeggenschap door het uitgeven van prioriteitsaandelen overbodig maakt. Dit vindt bevestiging in dit geval, nu partijen, desgevraagd, hebben verklaard dat bij hen niet de gedachte is opgekomen om de beoogde gelijke bevoegdheid van beide neven met betrekking tot het beleid van Fres-Co System USA Inc. en om ook overigens aan [verweerder] gelijkwaardige zeggenschap in de vennootschap te verlenen met betrekking tot onder meer belangrijke besluiten, te realiseren door het uitgeven van prioriteitsaandelen (rov. 3.6).
3.3 Het middel bestrijdt de hiervoor in 3.2 weergegeven overwegingen van de Ondernemingskamer met een aantal rechts- en motiveringsklachten. Deze klachten komen erop neer dat het oordeel van de Ondernemingskamer dat de statuten van de vennootschap aan de vijf aandelen in de vennootschap waarvan [verweerder] houder is, een bijzonder recht inzake de zeggenschap in de vennootschap verbinden onjuist, althans onbegrijpelijk, is.
3.4 Bij de beoordeling van het middel dient uitgangspunt te zijn dat de wetgever in art. 2:201a BW een regeling heeft getroffen waardoor het aan de in het eerste lid van deze bepaling bedoelde aandeelhouders mogelijk wordt gemaakt in een eenvoudige procedure de andere aandeelhouder(s) uit te kopen en daardoor de overige aandelen te verwerven. De Ondernemingskamer kan de vordering tot overdracht van de aandelen slechts afwijzen op een van de in het vierde lid van art. 2:201a (limitatief) opgesomde gronden. Gelet op de aard en de strekking van deze regeling moeten deze afwijzingsgronden beperkt worden uitgelegd. In het bijzonder bieden zij de rechter in beginsel ook geen ruimte voor een belangenafweging.
3.5 Uit de geschiedenis van de totstandkoming van art. 2:201a BW (Kamerstukken II 1985/86, 18 904, nr. 6, blz. 1) blijkt dat de wetgever de in het vierde lid van dit artikel vervatte afwijzingsgrond dat "een gedaagde houder is van een aandeel waaraan de statuten een bijzonder recht inzake de zeggenschap in de vennootschap verbinden" heeft opgenomen in het bijzonder met het oog op de positie van houders van prioriteitsaandelen. Mede in verband met hetgeen hiervoor in 3.4 is overwogen, moet deze afwijzingsgrond in strikte zin worden opgevat in dier voege dat op deze grond slechts een beroep kan worden gedaan door een houder van aandelen van een bepaalde soort waaraan de statuten bijzondere rechten verbinden inzake de zeggenschap in de vennootschap.
3.6 Aan de aandelen waarom het in deze procedure gaat, is door de statuten van de vennootschap niet een bijzondere zeggenschap verbonden. Het gaat immers om gewone aandelen. De omstandigheid dat in art. 17 van de statuten eenstemmigheid is voorgeschreven bij de besluitvorming in de algemene vergadering van aandeelhouders, kan niet tot de conclusie leiden dat hierover anders geoordeeld moet worden. De daarin opgenomen bepaling heeft, voor zover de wet dit toelaat, weliswaar tot gevolg dat in de algemene vergadering van aandeelhouders slechts besluiten kunnen worden genomen waarover alle aandeelhouders het eens zijn geworden, doch daarmee zijn aan de aandelen als zodanig geen bijzondere rechten inzake de zeggenschap in de onderneming verbonden, ook niet als het aandelen zijn die worden gehouden door een (kleine) minderheidsaandeelhouder.
3.7 Op grond van het vorenoverwogene slagen de rechtsklachten van de onderdelen 2 tot en met 4.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van de Ondernemingskamer in het gerechtshof te Amsterdam van 2 mei 2002;
verwijst het geding ter verdere behandeling en beslissing naar de Ondernemingskamer;
veroordeelt [verweerder] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op € 376,36 aan verschotten en € 1.590,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, P.C. Kop en E.J. Numann, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 16 januari 2004.