ECLI:NL:HR:2004:AO1503

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
38599
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • F.W.G.M. van Brunschot
  • P. Lourens
  • C.B. Bavinck
  • J.W. van den Berge
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van naheffingsaanslagen loonbelasting door X Beheer B.V. tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 januari 2004 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van X Beheer B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 12 juni 2002, betreffende naheffingsaanslagen in de loonbelasting en premie volksverzekeringen over de periode van 1 januari 1991 tot en met 31 december 1996. De naheffingsaanslagen waren opgelegd door de Inspecteur, die na bezwaar de aanslagen had verminderd. X Beheer B.V. ging in beroep bij het Hof, dat de beroepen ongegrond verklaarde. Hierop heeft X Beheer B.V. cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het Hof had geoordeeld dat er een compromis was bereikt tussen partijen, dat ook de verhogingen die bij de aanslagoplegging waren aangebracht omvatte. Dit compromis betekende dat de verhogingen niet meer getoetst konden worden aan de mate van schuld of opzet van de belanghebbende, noch aan de redelijke termijn van artikel 6 EVRM. De Hoge Raad oordeelde dat het in strijd met het recht op toegang tot de rechter zou zijn als deze aspecten niet meer aan de orde konden worden gesteld, maar concludeerde dat het Hof terecht had geoordeeld dat de gebondenheid aan het compromis niet in de weg stond aan de rechtsgeldigheid van de verhogingen.

De Hoge Raad verwierp de middelen van X Beheer B.V. en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde de beslissing van het Gerechtshof, waardoor het beroep ongegrond werd verklaard. Dit arrest is openbaar uitgesproken en is van belang voor de rechtsontwikkeling in het belastingrecht, met name in relatie tot de toetsing van verhogingen en de rechtsgeldigheid van compromissen in belastingzaken.

Uitspraak

Nr. 38.599
9 januari 2004
fp
gewezen op het beroep in cassatie van X Beheer B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 12 juni 2002, nr. P00/2990, betreffende na te melden naheffingsaanslagen in de loonbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Naheffingsaanslagen, beschikkingen, bezwaren en geding voor het Hof
Aan belanghebbende zijn over het tijdvak 1 januari 1991 tot en met 31 december 1996 naheffingsaanslagen in de loonbelasting/premie volksverzekeringen, waarin begrepen verhogingen, opgelegd. De naheffingsaanslagen en de beschikkingen inzake kwijtschelding van de verhogingen zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij gezamenlijke uitspraak van de Inspecteur verminderd, respectievelijk aangepast.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft de zaken ter behandeling gevoegd.
Het Hof heeft de beroepen ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
3.1. Het Hof heeft - in cassatie onbestreden - geoordeeld dat tussen partijen een compromis tot stand is gekomen dat tevens de met de bij de aanslagoplegging aangebrachte correcties verband houdende verhogingen omvat. Dit brengt mee, aldus het Hof, dat die verhogingen niet meer getoetst kunnen worden aan de mate van schuld respectievelijk opzet van belanghebbende, de verhouding tussen de hoogte van de verhogingen en de ernst van de gedraging, en evenmin aan de redelijke termijn van artikel 6 EVRM.
3.2. Middel I betoogt dat, nu op geen enkel moment bij de totstandkoming van het compromis de schuldvraag, de strafmaat en de redelijke termijn uitdrukkelijk aan de orde zijn gesteld, het in strijd is met het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op toegang tot de rechter dat de genoemde aspecten niet meer in de procedure voor de rechter aan de orde kunnen worden gesteld.
3.3. Gelijk de Hoge Raad in zijn arrest van 9 oktober 1996, nr. 30872, BNB 1997/53, heeft overwogen, staat geen rechtsregel, met name ook niet het bepaalde in artikel 6 EVRM, eraan in de weg dat de belastingplichtige aan wie door de inspecteur is medegedeeld dat een verhoging zal worden opgelegd, gebonden wordt geacht aan een door hem, al dan niet door tussenkomst van een gemachtigde, met die inspecteur aangegane overeenkomst, waarbij deze verhoging wordt vastgesteld op een lager bedrag dan het aanvankelijk bepaalde. Die gebondenheid brengt mee dat de desbetreffende verhoging niet meer afzonderlijk door de rechter kan worden getoetst. Middel I, dat niet mede betrekking heeft op de termijn van berechting van het voor het Hof bestaande geschil omtrent het al dan niet gesloten zijn van een compromis of omtrent de rechtsgeldigheid van het compromis, faalt derhalve.
3.4. Middel II kan evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (vgl. HR 14 juni 2000, nr. 33557, BNB 2000/266).
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, P. Lourens, C.B. Bavinck en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2004.