ECLI:NL:HR:2004:AO1332
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie van een Belgisch vennootschap inzake onrechtmatige daad en vorderingen tot schadevergoeding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 maart 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de vennootschap naar Belgisch recht N.V. IDAT, eiseres tot cassatie, en een verweerder, wonende in België. De eiseres had de verweerder gedagvaard voor de rechtbank te 's-Hertogenbosch, waarbij zij vorderingen had ingesteld tot betaling van een aanzienlijk bedrag, vermeerderd met rente. De rechtbank had in eerdere vonnissen de verweerder veroordeeld, maar in hoger beroep had het gerechtshof te 's-Hertogenbosch deze vonnissen vernietigd en de vorderingen van IDAT afgewezen. De eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze arresten van het hof.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest de rechtsklachten van IDAT beoordeeld, waarbij de focus lag op de vraag of het hof de devolutieve werking van het appel had miskend. De Hoge Raad oordeelde dat het hof had verzuimd om een bepaalde grondslag van de vordering van IDAT te onderzoeken, wat in strijd was met de procesregels. Dit leidde tot de vernietiging van het arrest van het hof en de verwijzing van de zaak naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in cassatie begroot en gereserveerd voor de einduitspraak. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van alle grondslagen van vorderingen in hoger beroep en de verplichting van de appelrechter om deze grondslagen te onderzoeken, zelfs als eerdere vorderingen zijn afgewezen. De uitspraak heeft implicaties voor de rechtspraktijk, vooral in zaken die grensoverschrijdende elementen bevatten, zoals deze casus met een Belgische vennootschap.