ECLI:NL:HR:2004:AO1313
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen niet verschenen verweerster na overlijden
In deze zaak hebben eisers tot cassatie, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.H. Barendrecht, een cassatieberoep ingesteld tegen de verweerster, die niet is verschenen. De zaak betreft een geschil dat zijn oorsprong vindt in een geding dat in 1989 is gestart, waarbij eisers verweerster hebben gedagvaard voor de rechtbank te Utrecht. De eisers vorderden onder andere de afgifte van goederen die onder revindicatoir beslag waren gelegd. De rechtbank heeft de vordering in 1990 afgewezen, waarna eisers hoger beroep hebben ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Het hof heeft in verschillende tussenarresten bewijslevering gelast en uiteindelijk in een eindarrest van 28 november 2002 verweerster veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan eisers.
Eisers hebben vervolgens cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat verweerster tijdens het hoger beroep is overleden, maar dat er geen schorsing van het geding heeft plaatsgevonden. De Hoge Raad overweegt dat indien een partij in de loop van een geding overlijdt, het beroep niet tegen de overledene, maar tegen diens erfgenamen moet worden ingesteld, tenzij de wederpartij niet op de hoogte was van het overlijden. In dit geval waren eisers bekend met het overlijden van verweerster, waardoor de Hoge Raad hen niet-ontvankelijk verklaart in hun cassatieberoep.
De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 19 maart 2004 en is openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein. De beslissing houdt in dat eisers niet kunnen worden ontvangen in hun beroep, wat betekent dat de eerdere uitspraken van het hof in stand blijven.