ECLI:NL:HR:2004:AN9952

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00895/03 E
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.J.G. Bleichrodt
  • J.P. Balkema
  • A.J.A. van Dorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van de beschikbare oppervlakte voor varkens in de stal volgens het Varkensbesluit

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 januari 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de uitleg van artikel 4, eerste lid, van het (oud) Varkensbesluit, dat de minimale beschikbare oppervlakte voor varkens in een stal regelt. De verdachte, een rechtspersoon, was eerder door de Economische Politierechter in Breda veroordeeld voor het niet naleven van deze voorschriften. Het Hof had de veroordeling bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging.

De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie van de verdachte verworpen. De kern van de zaak was de vraag of de beschikbare oppervlakte voor varkens ook de vloeroppervlakte onder de voederbakken omvatte. De Hoge Raad oordeelde dat de woorden "de voor de varkens beschikbare oppervlakte van een stal" moeten worden uitgelegd als de netto-ruimte waarin varkens zich vrij kunnen bewegen, zonder obstakels. Dit betekent dat de ruimte waar varkens zich niet vrij kunnen bewegen, zoals onder de voederbakken, niet meegerekend kan worden.

De Hoge Raad concludeerde dat het Hof het verweer van de verdachte terecht had verworpen en dat er geen gronden waren voor cassatie. De uitspraak van het Hof werd bevestigd, en de verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van tienduizend euro. Dit arrest benadrukt het belang van duidelijke definities in wetgeving en de noodzaak voor naleving van de voorschriften ter bescherming van dierenwelzijn.

Uitspraak

27 januari 2004
Strafkamer
nr. 00895/03 E
SCR/DAT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie `tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, Economische Kamer, van 5 december 2002, nummer 20/002873-00, in de strafzaak tegen:
[verdachte], gevestigd te [vestigingsplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - behoudens ten aanzien van de strafoplegging - bevestigd een vonnis van de Economische Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Breda van 10 juli 2000 waarbij de verdachte tot straf is veroordeeld ter zake van "overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens artikel 38 van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren, begaan door een rechtspersoon". Het Hof heeft de verdachte deswege veroordeeld tot een geldboete van tienduizend euro.
2. Geding in cassatie
2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.J.J.E. Stassen, advocaat te Tilburg, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2.2. De Hoge Raad heeft kennis genomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
3. Beoordeling van de middelen
3.1. De middelen klagen over de verwerping van het verweer dat onder "de voor de varkens beschikbare oppervlakte van een stal" als bedoeld in art. 4, eerste lid, (oud) Varkensbesluit mede is begrepen de vloeroppervlakte onder (de schuine kant van) de voederbak.
3.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat zij:
"op of omstreeks 16 september 1998 te Steenbergen, in strijd heeft gehandeld met de eisen voor de voor varkens beschikbare oppervlakte van een stal bestemd voor gebruiksvarkens, immers hadden toen aldaar 90 varkens met een gemiddeld gewicht tussen 50 en 85 kilogram een gemeten beschikbare oppervlakte van minder dan 0,60 m2 per varken en hadden toen aldaar 1071 varkens met een gemiddeld gewicht tussen 85 en 110 kilogram een gemeten beschikbare oppervlakte van minder dan 0,70 m2 per varken."
3.3. Het hier toepasselijke art. 4, eerste lid, (oud) Varkensbesluit luidt:
"De voor de varkens beschikbare oppervlakte van een stal bestemd voor gespeende varkens, gebruiksvarkens, gelten of zeugen bedraagt tenminste per varken met een gemiddeld gewicht:
a. tot 30 kg: 0,30 m2;
b. van 30 tot 50 kg: 0,50 m2;
c. van 50 tot 85 kg: 0,60 m2;
d. van 85 kg tot 110 kg: 0,70 m2;
e. van meer dan 110 kg: 1,00 m2."
3.4. De Nota van Toelichting bij het Varkensbesluit (Stb. 1994, 577) houdt - voorzover voor de beoordeling van de middelen van belang - het volgende in:
"In het advies van de Raad voor dierenaangelegenheden is opgemerkt dat de definitie van "stal" een nadere toelichting behoeft. Daaruit zou moeten blijken dat een stal niet de gehele ruimte, maar de voor de varkens beschikbare (netto-)ruimte omvat. Nu het begrip "stal" door het gehele besluit heen eerder in de ruime zin wordt gebruikt en wordt onderscheiden van delen die beschikbaar zijn voor de varkens, zou dit tot verwarring leiden. In plaats daarvan is in het hele besluit de netto-ruimte voor varkens aangeduid met de termen "beschikbaar" of "beschikken"."
3.5. Gelet op de Nota van Toelichting moeten de in art. 4, eerste lid, (oud) Varkensbesluit voorkomende woorden "de voor de varkens beschikbare oppervlakte van een stal" worden uitgelegd als: de netto-ruimte voor de varkens. Er moet dus - anders dan in de middelen wordt betoogd - niet mede onder worden verstaan ruimte waar de varkens zich niet vrij kunnen bewegen maar slechts met een gedeelte van het lijf kunnen liggen, maar: de ruimte waarin de varkens zich vrij, dus zonder gehinderd te worden door enig obstakel, kunnen bewegen. De namens de verdachte geponeerde stelling dat de ruimte onder de voederbak bij de beschikbare oppervlakte dient te worden gerekend, is dan ook onjuist.
3.6. Uit het vorenstaande volgt dat het Hof het gevoerde verweer terecht heeft verworpen, zodat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden.
4. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend-griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 27 januari 2004.