ECLI:NL:HR:2004:AN9075
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie van een vordering tot schadevergoeding tegen AMEV Schadeverzekering N.V.
In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], AMEV Schadeverzekering N.V. gedagvaard voor de rechtbank te Utrecht met de vordering om een schadevergoeding van ƒ 50.216,-- te ontvangen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 10 februari 1993. De rechtbank heeft de vordering afgewezen na bewijslevering. Eiser heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat bij tussenarrest een deskundigenonderzoek heeft bevolen. Het hof heeft in het eindarrest van 28 maart 2002 de eerdere vonnissen bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze arresten.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen. De advocaat-generaal J.L.R.A. Huydecoper heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. Eiser is in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van AMEV zijn begroot op € 661,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, en dat nadere motivering niet nodig is omdat de klachten geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling oproepen.
Dit arrest is gewezen door vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, P.C. Kop en F.B. Bakels, en is in het openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein op 30 januari 2004.