ECLI:NL:HR:2004:AN9072
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- Rechtspraak.nl
Arrest inzake ruilverkavelingslasten en de toepassing van artikel 7:15 BW
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 februari 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de toepassing van artikel 7:15 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in relatie tot ruilverkavelingslasten. De eiser, vertegenwoordigd door mr. P.J.L.J. Duijsens, had in cassatie beroep ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Leeuwarden, dat de vordering van de verweerders, vertegenwoordigd door mr. E. Grabandt, had toegewezen. De verweerders vorderden schadevergoeding omdat de ruilverkavelingslasten hoger bleken te zijn dan in de verkoopbrochure was vermeld. De rechtbank had de vordering in eerste instantie afgewezen, maar het hof vernietigde dit vonnis en oordeelde dat de ruilverkavelingslasten een bijzondere last of beperking zijn in de zin van artikel 7:15 BW.
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het hof dat ruilverkavelingslasten onder de bijzondere lasten vallen zoals bedoeld in artikel 7:15 BW. Dit artikel vereist dat de verkoper de verkochte zaak vrij van bijzondere lasten en beperkingen dient over te dragen. De Hoge Raad oordeelde dat de ruilverkavelingslasten niet alleen op de verkochte percelen rusten, maar dat deze lasten ook een publiekrechtelijk karakter hebben, wat niet afdoet aan hun bijzondere status. De Hoge Raad verwierp het beroep van de eiser en veroordeelde hem in de proceskosten van het geding in cassatie.
De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de interpretatie van artikel 7:15 BW en de verantwoordelijkheden van verkopers met betrekking tot bijzondere lasten die op onroerend goed rusten. De zaak benadrukt de noodzaak voor verkopers om transparant te zijn over alle lasten die aan een eigendom verbonden zijn, om toekomstige geschillen te voorkomen.