ECLI:NL:HR:2004:AN8906

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C03/001HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Neleman
  • J.B. Fleers
  • D.H. Beukenhorst
  • A. Hammerstein
  • F.B. Bakels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van een vordering tot betaling door een Russische vennootschap

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 januari 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiser], wonende te [woonplaats], en de vennootschap ALTAI LEVENSMIDDELEN CORPORATIE, gevestigd te Barnaul, Russische Federatie. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.I. van Vlijmen, had in eerste instantie een vordering van ƒ 60.000.000,-- tegen de verweerster ingesteld, die door de rechtbank te Amsterdam bij vonnis van 14 februari 2001 werd afgewezen, met uitzondering van een veroordeling tot betaling van een bedrag van US$ 8.041.177,98. Dit vonnis werd door het gerechtshof te Amsterdam op 22 augustus 2002 bekrachtigd, waarna de eiser in cassatie ging.

De Hoge Raad heeft de klachten van de eiser in het cassatiemiddel beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de eiser verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster zijn begroot op € 4.607,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.

Deze uitspraak bevestigt de eerdere beslissingen van de lagere rechters en onderstreept het belang van de rechtsontwikkeling en rechtseenheid in het Nederlandse rechtssysteem. De zaak illustreert ook de complexiteit van internationale vorderingen en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van rechtszekerheid.

Uitspraak

30 januari 2004
Eerste Kamer
Nr. C03/001HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser], wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J.I. van Vlijmen,
t e g e n
de vennootschap naar de plaats van haar vestiging ALTAI LEVENSMIDDELEN CORPORATIE, gevestigd te Barnaul, Russische Federatie,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. G. Snijders.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: ALC - en Gewest Altai, gevestigd te Barnaul, Russische Federatie, hierna: het Gewest, hebben bij exploten van 21 en 22 september 1998 onder anderen eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam en gevorderd bij vonnis, voorzover wettelijk mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, hen hoofdelijk te veroordelen aan ALC te betalen een bedrag van ƒ 60.000.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betekening van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
[Eiser] heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 14 februari 2001 voorzover in cassatie van belang [eiser] veroordeeld aan ALC te betalen een bedrag van US$ 8.041.177,98, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 1998 tot de dag der algehele voldoening en de vordering van het Gewest tegen [eiser] alsmede het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 22 augustus 2002 heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof voorzover gewezen tussen hem en ALC heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
ALC heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van ALC begroot op € 4.607,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, D.H. Beukenhorst, A. Hammerstein en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 30 januari 2004.