ECLI:NL:HR:2004:AN8600
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Arrest Hoge Raad inzake NBM RAIL B.V. tegen AMEV SCHADEVERZEKERING N.V. over schadevergoeding en aansprakelijkheid
In deze zaak heeft NBM RAIL B.V. (hierna: NBM) op 7 juli 2000 AMEV SCHADEVERZEKERING N.V. (hierna: Amev) gedagvaard voor de rechtbank te Utrecht. NBM vorderde een schadevergoeding van ƒ 33.326,11, vermeerderd met wettelijke rente, als gevolg van een ongeval dat op 14 februari 1995 plaatsvond en waarbij een werknemer van NBM betrokken was. De rechtbank heeft de vordering op 25 juli 2001 afgewezen. NBM ging in hoger beroep bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 25 april 2002 het vonnis van de rechtbank vernietigde en Amev veroordeelde tot betaling van € 3.449,92, vermeerderd met wettelijke rente. Tegen dit arrest heeft NBM cassatie ingesteld, terwijl Amev incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 13 februari 2004 het principale beroep van NBM verworpen en het incidentele beroep van Amev gedeeltelijk gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van NBM niet tot cassatie konden leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het gerechtshof en verwees de zaak ter verdere behandeling naar het gerechtshof te 's-Gravenhage. Tevens werd NBM veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
De zaak draait om de vraag of Amev aansprakelijk is voor de schade die NBM heeft geleden door het aanvullen van de WAO-uitkering van de betrokken werknemer. De Hoge Raad oordeelde dat de vordering tot verhaal niet verder reikt dan het netto-loon, en dat de klachten van NBM over de beoordeling van de vakantierechten door het hof niet gegrond zijn. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen voor verdere behandeling, waarbij de eerdere oordelen van het hof niet in stand konden blijven.