ECLI:NL:HR:2004:AN8077

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R03/043HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over wijziging kinderalimentatie na echtscheiding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 januari 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de wijziging van kinderalimentatie na een echtscheiding. De verzoeker, de man, had in 2001 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te 's-Hertogenbosch om de beschikking van 16 januari 1998 te wijzigen. Hij verzocht om de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn drie kinderen, die voortkwamen uit zijn inmiddels ontbonden huwelijk met de verweerster, op nihil vast te stellen met ingang van 1 januari 2001. De verweerster, de vrouw, heeft dit verzoek bestreden.

De rechtbank heeft het verzoek van de man op 8 januari 2002 afgewezen. Hierop heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waar de vrouw incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. Het hof heeft op 24 december 2002 de beschikking van de rechtbank vernietigd en bepaald dat de man vanaf 1 januari 2001 een bedrag van € 40,-- per kind per maand aan de vrouw zal betalen, met een indexering die pas per 1 januari 2004 zou ingaan. De man heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen deze beschikking van het hof.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de man dan ook verworpen, waarmee de beschikking van het hof in stand bleef.

Uitspraak

23 januari 2004
Eerste Kamer
Rek.nr. R03/043HR
JMH/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. J.H.M. van Swaaij,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 26 juli 2001 ter griffie van de rechtbank te 's-Hertogenbosch ingekomen verzoekschrift heeft verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de man - zich gewend tot die rechtbank en verzocht de beschikking van die rechtbank van 16 januari 1998 in dier voege te wijzigen dat de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de drie uit zijn inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk met verweerster in cassatie - verder te noemen: de vrouw - met ingang van 1 januari 2001 op nihil wordt vastgesteld.
De vrouw heeft het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 8 januari 2002 het verzoek afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van 24 december 2002 heeft het hof de beschikking van voormelde rechtbank van 8 januari 2002 vernietigd en, opnieuw rechtdoende, met wijziging van de beschikking van 16 januari 1998, voorzover deze betrekking heeft op de kinderalimentatie, bepaald dat de man aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de drie kinderen vanaf 1 januari 2001 een bedrag van € 40,-- per kind per maand zal voldoen, dat de indexering van de bijdragen niet eerder zal plaatsvinden dan per 1 januari 2004, en het meer of anders verzochte afgewezen.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 23 januari 2004.