ECLI:NL:HR:2004:AN8075

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/289HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Neleman
  • J.B. Fleers
  • O. de Savornin Lohman
  • A. Hammerstein
  • F.B. Bakels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over huurpenningen en buitengerechtelijke kosten tegen Banque Centrale Populaire

In deze zaak heeft eiser, wonende in het Verenigd Koninkrijk, de rechtspersoon naar vreemd recht Banque Centrale Populaire, handelende onder de naam Banque Chaabi du Maroc, gedagvaard voor de kantonrechter te Utrecht. Eiser vorderde bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, een bedrag van ƒ 1.471.967,-- ter zake van achterstallige huurpenningen en vergoedingen, vermeerderd met contractuele vertragingsrente, en een bedrag van ƒ 50.078,01 ter zake van buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter heeft de vorderingen bij vonnis van 4 augustus 1999 afgewezen. Eiser heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de rechtbank te Utrecht, waar hij de grondslag van zijn eis heeft gewijzigd en aangevuld. De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 25 oktober 2000 eiser tot bewijslevering toegelaten en de zaak naar de rol verwezen. Bij eindvonnis van 24 april 2002 heeft de rechtbank het vonnis waarvan beroep bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen dit eindvonnis. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte ook tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de in het middel aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, gezien artikel 81 RO.

Uitspraak

6 februari 2004
Eerste Kamer
Nr. C02/289HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats], Verenigd Koninkrijk,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. M.H. van der Woude,
t e g e n
de rechtspersoon naar vreemd recht BANQUE CENTRALE POPULAIRE, handelende onder de naam Banque Chaabi du Maroc,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploot van 17 maart 1999 verweerster in cassatie - verder te noemen: de Bank - gedagvaard voor de kantonrechter te Utrecht en gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de Bank te veroordelen tegen bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen:
(a) een bedrag van ƒ 1.471.967,-- ter zake van achterstallige huurpenningen en vergoedingen als in de dagvaarding vermeld, vermeerderd met de contractuele vertragingsrente van 1.5% per maand vanaf 31 december 1998 tot aan die der algehele voldoening, en
(b) een bedrag van ƒ 50.078,01 ter zake van buitengerechtelijke kosten.
De Bank heeft de vorderingen bestreden.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 4 augustus 1999 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij de rechtbank te Utrecht.
[Eiser] heeft bij akte de grondslag van zijn eis gewijzigd en aangevuld.
Bij tussenvonnis van 25 oktober 2000 heeft de rechtbank [eiser] tot bewijslevering toegelaten en hem in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen te verstrekken en de zaak daartoe naar de rol verwezen.
Bij eindvonnis van 24 april 2002 heeft de rechtbank het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Beide vonnissen van de rechtbank zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindvonnis van de rechtbank heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Bank heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Bank heeft de zaak doen toelichten door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Bank begroot op € 4.609,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 6 februari 2004.