ECLI:NL:HR:2004:AN8071
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- E.J. Numann
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Arrest inzake de vorderingen van diverse vredesorganisaties tegen de Staat der Nederlanden met betrekking tot militair geweld
In deze zaak hebben de eiseressen, bestaande uit verschillende vredesorganisaties, de Staat der Nederlanden aangeklaagd in cassatie. De eiseressen vorderden in kort geding dat de Staat zou worden verboden medewerking te verlenen aan het gebruik van militair geweld door de Verenigde Staten tegen personen die in verband worden gebracht met de aanslagen van 11 september 2001. De president van de rechtbank te 's-Gravenhage heeft de vordering op 26 oktober 2001 afgewezen, waarna de eiseressen hoger beroep hebben ingesteld. Het gerechtshof te 's-Gravenhage heeft op 16 mei 2002 het vonnis van de president bekrachtigd. De eiseressen hebben vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 6 februari 2004 geoordeeld dat de militaire acties van de VS, zoals bedoeld in artikel 51 van het Handvest van de Verenigde Naties, niet in strijd zijn met dwingende beginselen van het volkenrecht. De Hoge Raad oordeelde dat de vorderingen van de eiseressen niet kunnen worden toegewezen, omdat de door hen ingeroepen bepalingen van internationaal recht niet de status hebben die hen in staat stelt om een beroep te doen op de nationale rechter. De Hoge Raad benadrukte dat het aan de burgerlijke rechter niet is om politieke afwegingen te maken met betrekking tot het buitenlandse beleid van de Staat.
De Hoge Raad heeft het beroep van de eiseressen verworpen en hen in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. Dit arrest bevestigt de scheiding tussen het nationale recht en het internationale recht, en de rol van de rechter in het beoordelen van politieke en militaire besluiten van de Staat.