ECLI:NL:HR:2004:AN7896
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Faillietverklaring van een natuurlijke persoon en de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 januari 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de faillietverklaring van een natuurlijke persoon, hier aangeduid als [verzoeker]. De verzoeker, woonachtig in België, was in een faillissementsprocedure betrokken bij Fortis Bank (Nederland) N.V., die de faillietverklaring had aangevraagd. De rechtbank te Alkmaar had op 8 mei 2003 bij verstek vonnis uitgesproken en de verzoeker in staat van faillissement verklaard, waarna de verzoeker in verzet was gekomen. De rechtbank had het verzet ongegrond verklaard, en het gerechtshof te Amsterdam had het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
De Hoge Raad heeft zich in deze zaak gebogen over de vraag of de Nederlandse rechter internationaal bevoegd was om de faillietverklaring te behandelen, gezien het feit dat de verzoeker zich buiten het Rijk bevond. De Hoge Raad oordeelde dat de EU Insolventieverordening van toepassing was, en dat de rechtbank te Alkmaar terecht bevoegd was, omdat het centrum van de voornaamste belangen van de verzoeker in Nederland lag. De Hoge Raad verwierp de klachten van de verzoeker en bevestigde de eerdere uitspraken van de lagere rechters.
De uitspraak benadrukt de toepassing van de EU Insolventieverordening en de criteria voor de internationale bevoegdheid van rechters in faillissementszaken. De Hoge Raad concludeerde dat de verzoeker, ondanks zijn verblijf in België, aanzienlijke belangen in Nederland had, wat de Nederlandse rechter bevoegd maakte om de faillissementsprocedure te openen. De beslissing van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in zaken die de internationale bevoegdheid van rechters in faillissementsprocedures betreffen.