ECLI:NL:HR:2004:AN4856
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X te Z tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 25 april 2002, betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1997. De belanghebbende had aanvankelijk een aanslag opgelegd gekregen op basis van een belastbaar inkomen van f 53.393, maar later werd een navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 443.793. Na bezwaar tegen deze navorderingsaanslag, heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarop de belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en verlaagde de aanslag tot een belastbaar inkomen van f 443.793, met een belastingtarief van 25%.
De belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Advocaat-Generaal Th. Groeneveld concludeerde tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. In cassatie werd vastgesteld dat de belanghebbende, samen met zijn broers, directeur en aandeelhouder was van K Holding B.V., die alle aandelen in L B.V. hield. De belanghebbende had zijn aandelen in de holding verkocht aan de holding zelf voor f 420.400, wat leidde tot de vraag of deze winst als inkomsten uit vermogen of als winst uit aanmerkelijk belang moest worden belast.
Het Hof oordeelde dat de vervreemding niet leidde tot kwalificatie van het voordeel als winst uit aanmerkelijk belang, maar als inkomsten uit vermogen, wat betekende dat deze inkomsten in het inkomen van 1997 moesten worden begrepen. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van de belanghebbende niet tot cassatie konden leiden en verklaarde het beroep ongegrond. De proceskosten werden niet toegewezen.