ECLI:NL:HR:2004:AN4672
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslagen accijns en wetenschap belanghebbende
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 24 mei 2002, betreffende naheffingsaanslagen in de accijns, brandstoffenbelasting, voorraadheffing en regulerende energiebelasting. De naheffingsaanslagen zijn opgelegd voor de periode van 1 februari 1998 tot en met 31 oktober 1998, met een totaalbedrag van ƒ 14.377.770 aan enkelvoudige belasting en boeten van ƒ 3.594.442. De heffingsrente is aanvankelijk vastgesteld op ƒ 504.247, maar later ambtshalve verminderd tot ƒ 423.644. De Inspecteur heeft de naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep gegrond voor de heffingsrente, maar ongegrond voor de overige zaken.
Belanghebbende heeft cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Advocaat-Generaal J.A.C.A. Overgaauw concludeerde tot gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van de naheffingsaanslagen. De Hoge Raad heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van het Hof vernietigd, en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet voldoende had gemotiveerd dat belanghebbende wist of redelijkerwijs kon weten dat de minerale oliën niet overeenkomstig de Wet op de accijns in de heffing waren betrokken. De Staatssecretaris van Financiën werd veroordeeld in de proceskosten van het geding in cassatie.
Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van de wetenschap van de belanghebbende met betrekking tot de accijnsgoederen en de toepassing van de relevante wetgeving.