3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) In Nederland waren ten tijde van de bestreden uitspraak negen alarmcentrales werkzaam, die zich in opdracht van verzekeraars bezighouden met het doen bergen en veiligstellen van bij ongevallen betrokken dan wel anderszins gestrande personenauto's. De alarmcentrales werken alle ten behoeve van een of meer verzekeraars. Alle in Nederland werkzame verzekeraars op het terrein van personenautoverzekeringen zijn bij één van deze alarmcentrales aangesloten. Er zijn ongeveer 250 bergingsbedrijven in Nederland actief. Een zeer groot aantal van hen is aangesloten bij de Nederlandse Vereniging van Bergingsspecialisten (hierna: VBS).
(ii) Vóór 1998 sloten de alarmcentrales, die Nederland in rayons hadden verdeeld, voor takel- en bergingswerkzaamheden in de desbetreffende rayons met (in de praktijk) leden van de VBS exclusieve standaardcontracten af. Voor ieder rayon was één berger geselecteerd en gecontracteerd. Deze bestaande bergingsregeling had zowel betrekking op de zogenaamde "eerste berging" (het vrijmaken van de rijbaan en het afvoeren van het voertuig naar een daarvoor in aanmerking komende veilige locatie) als op de "tweede berging" (het op de eerste berging volgende doortransport naar een bestemming, zijnde meestal een schadeherstelbedrijf in de nabijheid van de woonplaats van de verzekerde). [Eiseres] had een exclusief contract voor het rayon GL 264; [verweerder] had een exclusief contract voor het rayon GL 268.
(iii) Tegen deze marktverdeling zijn bezwaren van mededingingsrechtelijke aard gerezen. Acht van de negen alarmcentrales hebben vervolgens samen met het Ministerie van Verkeer en Waterstaat een nieuw systeem (de Bergingsregeling Incident Management) ontworpen en een Stichting Incident Management Nederland (hierna: stichting IMN) opgericht. In het nieuwe systeem behoeft de politie niet meer naar de plaats van het ongeval te rijden om poolshoogte te nemen, kentekens te controleren en vervolgens de alarmcentrale in te schakelen, die opdracht aan de berger geeft. In plaats daarvan wordt een ongeval onmiddellijk doorgegeven aan het centrale meldpunt van de stichting IMN dat meteen een berger vraagt uit te rijden en pas daarna uitzoekt welke alarmcentrale voor de betrokken voertuigen verantwoordelijk is.
(iv) De acht alarmcentrales hebben aan de directeur-generaal van de NMa gevraagd om ontheffing in de zin van art. 17 Mededingingswet (Mw.) van het verbod van art. 6 Mw. voor de Bergingsregeling Incident Management.
(v) Op 30 maart 1999 heeft de directeur-generaal van de NMa besloten dat de Bergingsregeling Incident Management voldoet aan de voorwaarden voor ontheffing en heeft daartoe overwogen hetgeen is vermeld onder 1.1.5 van de conclusie van de Advocaat-Generaal.
(vi) Aangezien de NMa de invoering van een periodiek aanbestedingssysteem een absolute voorwaarde vond om aan het nieuwe systeem een ontheffing te kunnen geven, heeft de stichting IMN een extern expertisebureau ingeschakeld dat een aanbestedingsprocedure heeft ontwikkeld waarin alle bergingsbedrijven door middel van een vragenformulier konden inschrijven. [Eiseres] heeft ingeschreven voor het verrichten van takel- en bergingswerkzaamheden in de rayons GL 264, 266, 267 en 268, terwijl [verweerder] zich heeft ingeschreven voor de rayons GL 267, 268 en L 351.
(vii) De stichting IMN heeft bij brief van 31 augustus 1999 aan [verweerder] bericht dat zij heeft besloten geen overeenkomst met haar te willen aangaan voor uitvoering van de werkzaamheden in het kader van de eerste berging in de rayons GL 267, 268 en L 351. Het door [verweerder] tegen dit besluit ingediende beroepschrift is door de - in het kader van de aanbestedingsprocedure ingestelde - Commissie van Beroep ongegrond verklaard.
(viii) Na beoordeling van de ingediende offertes heeft de stichting IMN op 24 november 1999 met [eiseres] een overeenkomst gesloten waarbij aan [eiseres] het recht werd verleend om gedurende de looptijd van de overeenkomst (van 1 december 1999 tot 1 december 2002) in de rayons GL 264, 266, 267 en 268 de eerste berging te verrichten.
(ix) [Eiseres] heeft verscheidene malen geconstateerd dat [verweerder] haar diensten aan gestrande automobilisten in de desbetreffende rayons aanbiedt, met name in rayon GL 268. [verweerder] luistert namelijk de politiescanner af en rukt meteen met haar takelwagen uit als zij hoort dat ergens een ongeval heeft plaatsgevonden, terwijl [eiseres] eerst in actie komt nadat zij via het centrale meldpunt van de stichting IMN van het ongeval in kennis is gesteld. Daardoor is [verweerder] soms eerder ter plaatse dan [eiseres] en gaan bestuurders van gestrande motorvoertuigen in op het aanbod van [verweerder] om de auto ter plaatse weg te slepen. [Verweerder] heeft deze gang van zaken erkend.