ECLI:NL:HR:2004:AM2359
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Arrest inzake de Staat der Nederlanden tegen Bergingscentrale Amsterdam B.V. betreffende de Wet politieregisters
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 februari 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie) en Bergingscentrale Amsterdam B.V. (BCA). De zaak betreft een geschil over de rechtmatigheid van informatieverstrekking door de officier van justitie aan Rijkswaterstaat (RWS) in het kader van een project voor incidentmanagement. BCA, die zich bezighoudt met het vervoer en verslepen van voertuigen, was uitgesloten van deelname aan dit project op basis van informatie die de officier van justitie had verstrekt, waarin werd gesuggereerd dat BCA betrokken was bij strafbare feiten. BCA vorderde in eerste instantie dat de Staat zou verklaren dat er geen bezwaren tegen haar bestaan en dat de verstrekte informatie geen betrekking had op haar. De rechtbank en het gerechtshof te 's-Gravenhage hebben in eerdere instanties de vorderingen van BCA gedeeltelijk toegewezen, maar de Staat heeft cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof.
De Hoge Raad oordeelde dat de verstrekking van gegevens aan de officier van justitie niet geoorloofd was op basis van de Wet politieregisters, omdat deze gegevens niet waren verkregen voor de opsporing of vervolging van strafbare feiten, maar voor een antecedentenonderzoek. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof voor zover daarin aan de Staat was bevolen om aan RWS te melden dat de informatie geen grond mocht opleveren voor een andere behandeling van BCA dan andere particuliere bergingsbedrijven. De Hoge Raad oordeelde dat de onrechtmatigheid van de gegevensverstrekking niet voldoende grond bood voor een dergelijk bevel. BCA werd veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.