ECLI:NL:HR:2004:AK8413

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R03/016HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en alimentatiegeschil tussen man en vrouw

In deze zaak heeft de vrouw op 15 mei 2001 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Amsterdam met het verzoek om echtscheiding en een bevel tot scheiding en deling van de huwelijksgoederengemeenschap. Tevens verzocht zij de man te veroordelen tot betaling van een alimentatie van ƒ 2.500,-- per maand. De man heeft hierop een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op 12 december 2001 de echtscheiding uitgesproken, maar het alimentatieverzoek van de vrouw afgewezen. Hierop heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, enkel voor wat betreft de alimentatie.

Het gerechtshof heeft op 31 oktober 2002 de beschikking van de rechtbank met betrekking tot de alimentatie vernietigd en de man veroordeeld tot betaling van € 500,-- per maand aan de vrouw, met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. De man heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze beschikking van het hof. In het cassatieverzoek zijn de klachten van de man uiteengezet, waarop de vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de man dan ook verworpen. Deze beschikking is gegeven door de vice-president en de raadsheren, en openbaar uitgesproken op 16 januari 2004.

Uitspraak

16 januari 2004
Eerste Kamer
Rek.nr. R03/016HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. S. Sierksma.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 15 mei 2001 ter griffie van de rechtbank te Amsterdam ingediend verzoekschrift heeft verweerster in cassatie - verder te noemen: de vrouw - zich gewend tot die rechtbank en verzocht echtscheiding uit te spreken tussen haar en verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de man -, een bevel te geven tot scheiding en deling van de huwelijksgoederengemeenschap, en de man te veroordelen om aan de vrouw een bedrag van ƒ 2.500,-- per maand te voldoen ten behoeve van haar levensonderhoud.
De man heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bij beschikking van 12 december 2001 de echtscheiding uitgesproken, de scheiding en deling van de huwelijksgoederengemeenschap bevolen en het alimentatieverzoek van de vrouw afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de vrouw voor wat betreft de afwijzing van haar verzoek een uitkering tot haar levensonderhoud te bepalen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij beschikking van 31 oktober 2002 heeft het hof de beschikking van de rechtbank met betrekking tot de alimentatie vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de door de man aan de vrouw te betalen uitkering tot levensonderhoud vastgesteld op € 500,-- per maand met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest en het aanvullend verzoekschrift in cassatie zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de man heeft bij brief van 1 oktober 2003 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren D.H. Beukenhorst en A.M.J. van Buchem-Spapens, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 16 januari 2004.