ECLI:NL:HR:2004:AH2784
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Aftrekbaarheid van door Duitse rechter opgelegde boete wegens mishandeling in discotheek
In deze zaak gaat het om de aftrekbaarheid van een geldboete die aan belanghebbende is opgelegd door een Duitse rechter wegens mishandeling in een discotheek. De belanghebbende, die als ordebewaker werkte, werd in 1996 veroordeeld tot een geldboete van ƒ 13.361. Bij zijn aangifte voor het jaar 1999 heeft hij deze boete opgevoerd als aftrekbare kosten. De Inspecteur heeft deze kosten echter niet in aftrek aanvaard, wat leidde tot een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen van ƒ 43.052. Na bezwaar van de belanghebbende heeft het Hof de aanslag verminderd tot ƒ 32.865, maar de Staatssecretaris heeft cassatie ingesteld tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof de motivering van de verwerping van het subsidiaire standpunt van de Inspecteur niet voldoende heeft onderbouwd. Het subsidiaire standpunt van de Inspecteur was dat de belanghebbende geen inkomsten had aangegeven uit een in Duitsland uitgeoefende dienstbetrekking, en dat de kosten voor de boete niet aftrekbaar waren omdat er geen inkomsten tegenover stonden. Het Hof heeft dit standpunt verworpen, maar de Hoge Raad oordeelt dat deze verwerping onbegrijpelijk is, omdat het Hof niet heeft gereageerd op de argumenten die de Inspecteur daadwerkelijk heeft aangevoerd.
De Hoge Raad verklaart het beroep van de Staatssecretaris gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De Hoge Raad benadrukt dat het verwijzingshof zal moeten beoordelen of de belanghebbende recht heeft op een vergoeding voor de proceskosten in het geding voor het Hof.