3.1 In cassatie kan worden uitgegaan van het volgende.
(i) In 1991 heeft [A] BV (hierna: D en R) een verzekeringsuitkering ontvangen wegens brandschade. D en R heeft voor de hiermee gerealiseerde boekwinst ten bedrage van ƒ 2.254.054,-- een vervangingsreserve op de voet van art. 14 Iw 1964 gevormd. Dit bracht mee dat D en R over die boekwinst geen vennootschapsbelasting verschuldigd werd, mits zij het desbetreffende bedrag binnen een periode van vier jaar zou herinvesteren in vervangende bedrijfsmiddelen.
(ii) Op de grond dat geen herinvestering heeft plaatsgevonden voor 31 december 1995 heeft de inspecteur aan D en R een op 28 februari 1997 gedateerde navorderingsaanslag vennootschapsbelasting over 1995 opgelegd ten bedrage van ƒ 802.771,--. D en R heeft deze belastingschuld niet voldaan.
(iii) [Eiseres] was enig bestuurder en aandeelhouder van D en R. [Eiseres] heeft op 12 september 1995 de activa en passiva van D en R aan zichzelf laten overdragen tegen de boekwaarde daarvan, met uitzondering van de vervangingsreserve. De door [eiseres] aan D en R verschuldigde koopsom ten bedrage van ƒ 2.006.224,-- is in rekening-courant geboekt als een schuld van [eiseres] aan D en R.
(iv) [Eiseres] heeft op 15 september 1995 haar aandelen in D en R verkocht en geleverd aan een derde, [betrokkene 1], voor een bedrag van ƒ 1.981.323,--. Dit bedrag was gelijk aan de rekening-courantschuld van [eiseres] aan D en R, verminderd met een schuld aan de ontvanger wegens omzetbelasting ter grootte van ƒ 24.901,--. [Betrokkene 1] heeft de koopsom voldaan door de schuld in rekening-courant van [eiseres] aan D en R over te nemen, zulks met toestemming van laatstgenoemde. Op dat moment bestond het vermogen van D en R nog slechts uit deze vordering in rekening-courant en een latente vennootschapsbelastingschuld in verband met de vervangingsreserve.
(v) D en R is op 28 maart 1996 ontbonden. Noch D en R, noch [betrokkene 1] biedt verhaal voor de onder (ii) vermelde vordering van de fiscus.
(vi) De ontvanger heeft bij verzoekschrift van 6 augustus 1997 aan de president van de rechtbank te 's-Hertogenbosch gevraagd conservatoir derdenbeslag te mogen leggen ten laste van [eiseres]. In dit verzoekschrift heeft de ontvanger onder meer gesteld:
"Voor deze belastingschuld is gerequestreerde tot een bedrag van ƒ 802.771,--, te vermeerderen met kosten en (invorderings)rente hoofdelijk aansprakelijk, primair op grond van het bepaalde in art. 40 Invorderingswet 1990 en subsidiair op grond van art. 6:162 BW. Gerequestreerde heeft alle aandelen in D en R verkocht aan [betrokkene 1], terwijl zij wist of behoorde te weten dat de activa van D en R zouden worden verduisterd en de belastingschuld onbetaald zou blijven."
(vii) Na verkregen verlof heeft de ontvanger op 13 augustus 1997 derdenbeslag gelegd ten laste van [eiseres]. Op 15 augustus 1997 heeft hij [eiseres] door een kennisgeving op grond van art. 40 Iw 1990 aansprakelijk gesteld voor voldoening van de belastingschuld van D en R (Vpb 1995) ter grootte van ƒ 802.771,--. Het conservatoir beslag is opgeheven nadat [eiseres] onder protest en voorbehoud van rechten, het bedrag van de aanslag met inbegrip van inmiddels vervallen invorderingrente (in totaal ten belope van ƒ 815.773,--) aan de ontvanger had voldaan.
(viii) Nadat [eiseres] op 25 september 1997 de aansprakelijkstelling schriftelijk had betwist op de voet van art. 49 lid 4 (oud) Iw 1990, heeft de ontvanger [eiseres] gedagvaard voor de rechtbank te 's-Hertogenbosch (hierna: de eerste procedure). De vordering strekte tot verkrijging van een verklaring voor recht dat [eiseres] aansprakelijk is voor de belastingschuld van D en R met rente en kosten, zulks primair op grond van art. 40 Iw 1990 en subsidiair op grond van onrechtmatige daad.
(ix) De ontvanger heeft nagelaten de zaak ter rolle te doen inschrijven. Dit verzuim is niet hersteld binnen de termijn van twee maanden, bedoeld in art. 49, paragraaf 3, van de Leidraad Invordering 1990.