ECLI:NL:HR:2003:AO0649
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslag in de premie volksverzekeringen en de toepassing van de Verduidelijkingswet
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X te Z tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 27 juni 2002, betreffende een aanslag in de premie volksverzekeringen voor het jaar 1996. De belanghebbende ontving een aanslag van ƒ 14.118, gebaseerd op een premie-inkomen van ƒ 78.380. Na bezwaar tegen deze aanslag, handhaafde de Inspecteur de beslissing, waarna de belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop de belanghebbende cassatie instelde.
De Hoge Raad behandelt de middelen die door de belanghebbende zijn ingediend. Middel 1 stelt dat de Verduidelijkingswet in strijd is met artikel 249 van het EG-Verdrag, omdat deze wet zou leiden tot een wijziging van de Verordening. De Hoge Raad oordeelt dat de artikelen van de Algemene Ouderdomswet geen andere betekenis hebben dan het creëren van een nationaalrechtelijk fundament voor de premieplicht, en dat de materie van de premieplicht niet door de Verordening wordt geregeld. Dit middel faalt.
Middel 2, dat ook faalt, betreft de vraag of er een belemmering is van het vrije verkeer van werknemers, zoals gewaarborgd door artikel 39 EG, indien een werknemer met terugwerkende kracht een premielast opgelegd krijgt. De Hoge Raad oordeelt dat in dit geval geen sprake is van een last die het werken in België minder aantrekkelijk maakt dan werken in Nederland.
De Hoge Raad concludeert dat de middelen 3 en 4 niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten. De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond en spreekt het arrest uit op 19 december 2003.