ECLI:NL:HR:2003:AN9911
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 10 juli 2002, nr. BK-01/00590, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1997. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 716.179. Na bezwaar tegen deze aanslag, heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het cassatieberoep van belanghebbende.
In de rechtsoverwegingen van het Hof werd onder andere het oordeel gegeven dat uit de rechtsverhouding tussen belanghebbende en A B.V. niet voortvloeide dat de opname van ƒ 1.000.000 door belanghebbende op 14 februari 1995 verrekend kon worden met bepaalde stortingen die na die datum waren gedaan. Het Hof verwierp de stelling van belanghebbende dat partijen het bedrag als het ware hadden 'gesepareerd'. Dit oordeel werd als feitelijk en niet onbegrijpelijk beschouwd, en het Hof had geen nadere motivering hoeven te geven.
De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof, dat er tussen partijen een stelsel van verrekening van rechtswege gold, geen blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting. Het cassatiemiddel faalde derhalve. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaarde het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 12 december 2003.