ECLI:NL:HR:2003:AN9911

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
38988
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • F.W.G.M. van Brunschot
  • C.B. Bavinck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 10 juli 2002, nr. BK-01/00590, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1997. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 716.179. Na bezwaar tegen deze aanslag, heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het cassatieberoep van belanghebbende.

In de rechtsoverwegingen van het Hof werd onder andere het oordeel gegeven dat uit de rechtsverhouding tussen belanghebbende en A B.V. niet voortvloeide dat de opname van ƒ 1.000.000 door belanghebbende op 14 februari 1995 verrekend kon worden met bepaalde stortingen die na die datum waren gedaan. Het Hof verwierp de stelling van belanghebbende dat partijen het bedrag als het ware hadden 'gesepareerd'. Dit oordeel werd als feitelijk en niet onbegrijpelijk beschouwd, en het Hof had geen nadere motivering hoeven te geven.

De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof, dat er tussen partijen een stelsel van verrekening van rechtswege gold, geen blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting. Het cassatiemiddel faalde derhalve. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaarde het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 12 december 2003.

Uitspraak

Nr. 38.988
12 december 2003
fp
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 10 juli 2002, nr. BK-01/00590, betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1997 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 716.179, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel
In de rechtsoverwegingen 6.1, 6.4 en 6.5 van het Hof ligt het oordeel besloten dat uit de tussen belanghebbende en A B.V. bestaande rechtsverhouding met betrekking tot de rekening-courant niet voortvloeide dat de opname van ƒ 1.000.000 door belanghebbende op 14 februari 1995 niet met bepaalde na dat tijdstip gedane stortingen kon worden verrekend. Het Hof heeft daarmee kennelijk de stelling van belanghebbende dat partijen genoemd bedrag als het ware hebben 'gesepareerd', verworpen. Dat oordeel is feitelijk en niet onbegrijpelijk. Het behoefde geen nadere motivering. Uitgaande van dit oordeel heeft het oordeel van het Hof, dat tussen partijen een stelsel van verrekening van rechtswege gold, geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting.
Het middel faalt derhalve.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2003.