ECLI:NL:HR:2003:AN9568

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
39301
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • D.G. van Vliet
  • P. Lourens
  • J.W. van den Berge
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake naheffingsaanslag omzetbelasting

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 11 november 2002, betreffende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd aan V.O.F. X te Z. De naheffingsaanslag betrof het tijdvak van 1 maart 1999 tot en met 31 december 1999 en bedroeg ƒ 7685. Na bezwaar tegen deze aanslag, heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd. Hierop heeft de belanghebbende, V.O.F. X, beroep ingesteld bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde, de uitspraak van de Inspecteur vernietigde en de aanslag verminderde tot ƒ 1921,32 (€ 871,86). De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht.

De Staatssecretaris van Financiën heeft vervolgens cassatie ingesteld. In het cassatieberoep werd betoogd dat het Hof niet de zwaardere bewijslast had toegepast die volgens artikel 12 van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 van toepassing zou zijn. De Hoge Raad oordeelt dat dit betoog faalt, omdat het Hof heeft vastgesteld dat de belanghebbende aan de bewijslast heeft voldaan. Daarnaast werd aangevoerd dat de kopie-verkoopfacturen en de achteraf opgemaakte verklaringen als bewijsmateriaal tekort schoten, maar ook dit betoog faalt, aangezien de waardering van bewijsmiddelen aan het Hof is voorbehouden en het oordeel van het Hof op dit punt niet onbegrijpelijk is.

De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is gewezen door de raadsheer D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en is openbaar uitgesproken op 5 december 2003. Van de Staat wordt ter zake van het door de Staatssecretaris van Financiën ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 348.

Uitspraak

Nr. 39.301
5 december 2003
whk
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 11 november 2002, nr. P 00/04018, betreffende na te melden aan V.O.F. X te Z opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting.
1. Naheffingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 maart 1999 tot en met 31 december 1999 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd ten bedrage van ƒ 7685, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, en de aanslag verminderd tot ƒ 1921,32 (€ 871,86). De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van het middel
Voorzover het middel betoogt dat het Hof niet de zwaardere bewijslast heeft toegepast die behoort bij artikel 12 van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968, faalt het wegens het ontbreken van een feitelijke grondslag, nu het Hof tot het oordeel is gekomen dat belanghebbende ter zake van de leveringen aan H (Duitsland), L (Denemarken), N (Denemarken), O (Denemarken), U (Denemarken) en E (Duitsland) aan die bewijslast heeft voldaan. Voorzover het middel betoogt dat de kopie-verkoopfacturen en de achteraf opgemaakte verklaringen als bewijsmateriaal tekort schieten en het oordeel derhalve onbegrijpelijk is, faalt het eveneens, daar de waardering van de bewijsmiddelen aan het Hof is voorbehouden en 's Hofs oordeel op dit punt niet onbegrijpelijk is.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2003.
Van de Staat wordt ter zake van het door de Staatssecretaris van Financiën ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 348.