ECLI:NL:HR:2003:AN9472

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/259HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aansprakelijkheid in faillissement van Antilliaanse vennootschappen

In deze zaak heeft eiseres tot cassatie, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.J. van der Wilk, de verweerders in cassatie, waaronder Mr. Marcus Cornelis Udink, zowel pro se als curator in het faillissement van wijlen [betrokkene 1], gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage. De eiseres vorderde onder andere dat de verweerders hoofdelijk aansprakelijk zouden worden gesteld voor de nadelige gevolgen van faillissementen die op 27 juni 1996 over de vennootschappen van eiseres waren uitgesproken. De vorderingen omvatten onder meer de faillissementskosten en de vorderingen van de boedel van (wijlen) [betrokkene 1]. De rechtbank heeft op 25 augustus 1999 de vorderingen afgewezen, waarna eiseres hoger beroep heeft ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof heeft op 28 mei 2002 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest.

De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman gevolgd, die tot verwerping van het beroep strekte. De Hoge Raad heeft eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 301,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de raadsheren J.B. Fleers, A. Hammerstein en E.J. Numann, en openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels op 5 december 2003.

Uitspraak

5 december 2003
Eerste Kamer
Nr. C02/259HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. E.J. van der Wilk,
t e g e n
1. Mr. Marcus Cornelis UDINK, zowel pro se als in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van wijlen [betrokkene 1],
kantoorhoudende te 's-Gravenhage,
2. NATRUCO (BONAIRE),
gevestigd te Bonaire, Nederlandse Antillen,
3. [Verweerder 3],
wonende op [woonplaats], Nederlandse Antillen,
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. R.V. Kist.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij exploot van 4 december 1996 verweerders in cassatie - verder te noemen: Udink c.s. - gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad voorzover de wet zulks toelaat:
a) te verklaren voor recht dat Udink c.s. hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de nadelige gevolgen voor [eiseres] en haar Antilliaanse vennootschappen van de op 27 juni 1996 over de vennootschappen uitgesproken faillissementen, ondermeer bestaande uit:
- de faillissementskosten;
- de op de Antilliaanse vennootschappen rustende vorderingen van de boedel van (wijlen) [betrokkene 1];
- de buiten rechte redelijk gemaakte kosten voor rechtsbijstand;
b) Udink als curator te gebieden het liquidatiesaldo dat na beëindiging van de faillissementen van de Antilliaanse vennootschappen zal resteren, af te dragen aan [eiseres] als enig aandeelhoudster van de Antilliaanse vennootschappen;
c) Udink als curator te gebieden na beëindiging van de faillissementen van de Antilliaanse vennootschappen, rekening en verantwoording af te leggen aan [eiseres] van hetgeen de curator in zijn hoedanigheid van curator van de Antilliaanse vennootschappen resp. van (wijlen) [betrokkene 1], zal blijken te hebben ontvangen;
d) het hierboven sub b en c gevorderde op straffe van een dwangsom van ƒ 1.000,-- voor elke dag of een gedeelte daarvan dat Udink c.s. weigeren om aan de inhoud van het in dezen te wijzen vonnis te voldoen.
Udink c.s. hebben de vorderingen bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 25 augustus 1999 de vorderingen afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 28 mei 2002 heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Udink c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
Udink c.s. hebben de zaak doen toelichten door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Udink c.s. begroot op € 301,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, A. Hammerstein en E.J. Numann, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 5 december 2003.