ECLI:NL:HR:2003:AN9081
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en proceskostenvergoeding
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X te Z tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 30 september 2002, betreffende navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 1993 tot en met 1996. De navorderingsaanslagen waren opgelegd naar belastbare inkomens van ƒ 120.437, ƒ 142.198, ƒ 165.648 en ƒ 117.706, met een verhoging van de nagevorderde belasting van honderd procent. De Inspecteur verleende bij het vaststellen van de aanslagen kwijtschelding tot vijftig procent. Na bezwaar tegen de navorderingsaanslagen over de jaren 1993, 1994 en 1995, werden deze door de Inspecteur gehandhaafd, met verdere kwijtschelding tot vijfentwintig procent. De navorderingsaanslag voor 1996 werd separaat behandeld, waarbij ook kwijtschelding werd verleend.
Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de beroepen gegrond verklaarde en de bestreden uitspraken vernietigde. De navorderingsaanslagen voor de jaren 1993, 1994 en 1995 werden gehandhaafd, maar de navorderingsaanslag voor 1996 werd verminderd tot een belastbaar inkomen van ƒ 99.560. De boeten werden verlaagd tot 10% van de nagevorderde belasting. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van het Hof, maar uitsluitend met betrekking tot de proceskostenveroordeling. De Hoge Raad veroordeelde de Inspecteur in de kosten van het geding voor het Hof en de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie. De Hoge Raad oordeelde dat de berekening van de proceskostenvergoeding door het Hof onjuist was, omdat er ten onrechte 1,5 punten waren berekend voor proceshandelingen. De Hoge Raad stelde de proceskosten vast op € 724,50 voor het Hof en € 322 voor de cassatie.