ECLI:NL:HR:2003:AN9078

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
38392
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.G. Pos
  • L. Monné
  • C.J.J. van Maanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over beschikkingen op grond van de Huursubsidiewet en de vermogensbelasting

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 7 juni 2002, betreffende beschikkingen op grond van de Huursubsidiewet. De Hoge Raad heeft op 28 november 2003 uitspraak gedaan. De zaak betreft de vaststelling van het rekenvermogen per 1 januari 1999 en 1 januari 2000, welke respectievelijk zijn vastgesteld op ƒ 194.823 en ƒ 200.456. Na bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur de beschikkingen gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarop belanghebbende cassatie instelde.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de klachten van belanghebbende tegen de uitspraak van het Hof behandeld. Ten eerste oordeelde het Hof dat de woning aan de a-straat 1 te Q moet worden aangemerkt als een bezitting van belanghebbende voor de toepassing van artikel 6 van de Wet op de vermogensbelasting 1964. De Hoge Raad oordeelt dat deze rechtsklacht faalt, omdat het oordeel van het Hof geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting.

Ten tweede heeft het Hof geoordeeld dat in deze procedure geen rekening kan worden gehouden met de door belanghebbende gestelde uitlatingen van B van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, en van de gemeente S. Ook deze klacht faalt, aangezien het oordeel van het Hof juist is. De Hoge Raad concludeert dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de vice-president A.G. Pos, samen met de raadsheren L. Monné en C.J.J. van Maanen, in aanwezigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma.

Uitspraak

Nr. 38.392
28 november 2003
SD
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 7 juni 2002, nr. BK 812/01, betreffende na te melden beschikkingen op grond van de Huursubsidiewet (hierna: de Wet).
1. Beschikkingen, bezwaar en geding voor het Hof
Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikkingen het rekenvermogen als bedoeld in artikel 4 van de Wet per 1 januari 1999 en per 1 januari 2000 vastgesteld op ƒ 194.823 respectievelijk ƒ 200.456.
Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraken de beschikkingen gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken bij één beroepschrift in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. Het Hof heeft in de eerste plaats geoordeeld dat de woning aan de a-straat 1 te Q voor toepassing van artikel 6 van de Wet op de vermogensbelasting 1964 moet worden aangemerkt als een bezitting van belanghebbende.
De tegen dit oordeel gerichte rechtsklacht faalt, aangezien dit oordeel geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting.
3.2. Het Hof heeft in de tweede plaats geoordeeld dat, in verband met de in artikel 34 van de Huursubsidiewet omschreven beperkte taak van de inspecteur, in een procedure als de onderhavige geen rekening kan worden gehouden met de door belanghebbende gestelde uitlatingen van B, van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, en van de gemeente S. De hiertegen gerichte klacht faalt eveneens, aangezien dit oordeel juist is.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.G. Pos als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2003.