ECLI:NL:HR:2003:AN9078
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- L. Monné
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over beschikkingen op grond van de Huursubsidiewet en de vermogensbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 7 juni 2002, betreffende beschikkingen op grond van de Huursubsidiewet. De Hoge Raad heeft op 28 november 2003 uitspraak gedaan. De zaak betreft de vaststelling van het rekenvermogen per 1 januari 1999 en 1 januari 2000, welke respectievelijk zijn vastgesteld op ƒ 194.823 en ƒ 200.456. Na bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur de beschikkingen gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarop belanghebbende cassatie instelde.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de klachten van belanghebbende tegen de uitspraak van het Hof behandeld. Ten eerste oordeelde het Hof dat de woning aan de a-straat 1 te Q moet worden aangemerkt als een bezitting van belanghebbende voor de toepassing van artikel 6 van de Wet op de vermogensbelasting 1964. De Hoge Raad oordeelt dat deze rechtsklacht faalt, omdat het oordeel van het Hof geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting.
Ten tweede heeft het Hof geoordeeld dat in deze procedure geen rekening kan worden gehouden met de door belanghebbende gestelde uitlatingen van B van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, en van de gemeente S. Ook deze klacht faalt, aangezien het oordeel van het Hof juist is. De Hoge Raad concludeert dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de vice-president A.G. Pos, samen met de raadsheren L. Monné en C.J.J. van Maanen, in aanwezigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma.