ECLI:NL:HR:2003:AN9076
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- Rechtspraak.nl
Cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 7 mei 2002, betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen die was opgelegd aan belanghebbende voor het jaar 1996. De oorspronkelijke aanslag was vastgesteld op een belastbaar inkomen van ƒ 30.163, maar na navordering werd dit bedrag verhoogd naar ƒ 39.760, met een verhoging van 100 procent van de nagevorderde belasting, waarvan 50 procent werd kwijtgescholden. Na bezwaar tegen de navorderingsaanslag, handhaafde de Inspecteur deze, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en verlaagde de navorderingsaanslag tot een belastbaar inkomen van € 16.904,67.
De Staatssecretaris van Financiën ging in cassatie tegen deze uitspraak van het Hof. Belanghebbende diende een verweerschrift in en stelde tevens incidenteel beroep in cassatie in. De Hoge Raad heeft het incidentele beroep van belanghebbende ongegrond verklaard en het principale beroep van de Staatssecretaris gegrond verklaard. De uitspraak van het Hof werd vernietigd, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en het beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur werd ongegrond verklaard.
De Hoge Raad oordeelde dat het middel in het incidentele beroep niet tot cassatie kon leiden, omdat het geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stelde. Daarnaast werd vastgesteld dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat belanghebbende recht had op een forfaitair bepaalde kostenaftrek, omdat de Inspecteur had gesteld dat de in aanmerking genomen kosten meer belopen dan het forfaitaire bedrag. De Hoge Raad concludeerde dat de uitspraak van het Hof niet in stand kon blijven en dat de zaak door de Hoge Raad kon worden afgedaan. Er werden geen termen gezien voor een veroordeling in de proceskosten.