ECLI:NL:HR:2003:AN9069
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- D.G. van Vliet
- P. Lourens C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake aanslag inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 30 oktober 2001, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen die aan belanghebbende, aangeduid als X te Z, was opgelegd voor het jaar 1998. De aanslag was vastgesteld op een belastbaar inkomen van ƒ 81.850. Na bezwaar tegen deze aanslag, handhaafde de Inspecteur de aanslag, waarop belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de bestreden uitspraak en verlaagde de aanslag tot een belastbaar inkomen van ƒ 60.431.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld over de aftrekbaarheid van scholingskosten. De Hoge Raad verwijst naar artikel 11c van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, waarin staat dat kosten van scholing van in de onderneming werkzame personen in aftrek komen bij het bepalen van de winst, maar dat kosten van de ondernemer zelf niet in aanmerking komen, tenzij het gaat om bedrijfs- of beroepskosten. De Hoge Raad stelt dat de kosten van scholing die leiden tot een duurzame verbetering van de persoonlijke uitrusting van de ondernemer niet aftrekbaar zijn. Dit oordeel van het Hof is niet in overeenstemming met de wettelijke faciliteit van de scholingsaftrek.
De Hoge Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling en beslissing. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten in het cassatiegeding, en het verwijzingshof zal beoordelen of aan belanghebbende een vergoeding voor de proceskosten dient te worden toegekend.