ECLI:NL:HR:2003:AN9064

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
1380
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onteigening ten behoeve van het Hoogheemraadschap van de Krimpenerwaard

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door mr. Conrardus Margaretha Engelbertus Verhaegh, in zijn hoedanigheid als derde in de zin van artikel 20 van de Onteigeningswet, tegen het Hoogheemraadschap van de Krimpenerwaard. De zaak betreft een onteigening ten behoeve van de verbetering van een onroerende zaak, waarbij de rechtbank op 26 februari 2002 de onteigening vervroegd heeft uitgesproken. De rechtbank bepaalde ook een voorschot op de schadeloosstelling en benoemde deskundigen en een rechter-commissaris. Op 11 december 2002 heeft de rechtbank de schadeloosstelling vastgesteld op € 446,20, inclusief een reeds betaald voorschot van € 440,17. Mr. Verhaegh heeft beroep in cassatie ingesteld tegen dit vonnis, waarop het Hoogheemraadschap heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 5 september 2003 geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen, waarbij werd geoordeeld dat het middel niet tot cassatie kan leiden en dat nadere motivering niet nodig is, aangezien het middel geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft mr. Verhaegh q.q. in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 316,33 aan verschotten en € 1365 voor salaris.

Uitspraak

Nr. 1380
28 november 2003
Za
in de zaak van
mr. Conrardus Margaretha Engelbertus Verhaegh in zijn hoedanigheid van derde in de zin van art. 20 van de Onteigeningswet voor:
[Betrokkene 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] (Zwitserland),
domicilie gekozen hebbende te Leiden,
eiser tot cassatie,
advocaat: mr. A.P. van Delden,
tegen
het Hoogheemraadschap van de Krimpenerwaard,
zetelend te Krimpen aan den IJssel,
verweerder in cassatie,
advocaat: mr. M.E. Gelpke.
1. Geding in feitelijke instantie
1.1. Verweerder in cassatie (hierna: het Hoogheemraadschap) heeft bij exploit van 20 december 2001 eiser tot cassatie (hierna: mr. Verhaegh q.q.) doen dagvaarden voor de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage en ten behoeve van de verbetering van de [...], plaatselijk bekend als [...], vanaf het pand [adres] te [plaats] tot garagebedrijf [A] B.V. (gemeentegrens Krimpen aan de Lek - Krimpen aan den IJssel), met bijkomende werken, in de gemeenten Nederlek en Krimpen aan den IJssel, onder meer gevorderd, voor zover in cassatie van belang, bij vervroeging uit te spreken de onteigening ten behoeve en ten name van het Hoogheemraadschap van de in het exploit van dagvaarding nader omschreven onroerende zaak, waarvan [betrokkene 1] is aangewezen als eigenaar, alsmede de vaststelling van de schadeloosstelling.
1.2. Bij vonnis van 26 februari 2002 heeft de Rechtbank de gevorderde onteigening vervroegd uitgesproken, het voorschot bepaald op € 440,17, bepaald dat het Hoogheemraadschap het bijkomend aanbod gestand doet en drie deskundigen en een rechter-commissaris benoemd. Het vonnis tot vervroegde onteigening is op 29 april 2002 ingeschreven in de openbare registers.
1.3. Bij vonnis van 11 december 2002 heeft de Rechtbank, voorzover in cassatie van belang, de schadeloosstelling vastgesteld op € 446,20, waarin begrepen het reeds betaalde voorschot van € 440,17 en op een rente van 4,5% per jaar over € 6,03 vanaf de dag van betaling van het voorschot tot 11 december 2002. Het vonnis is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
2.1. Mr. Verhaegh q.q. heeft beroep in cassatie ingesteld tegen laatstgenoemd vonnis. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. Het Hoogheemraadschap heeft bij conclusie van antwoord geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
2.3. Beide partijen hebben hun standpunten schriftelijk doen toelichten. Mr. Verhaegh q.q. heeft gerepliceerd. Het Hoogheemraadschap heeft gedupliceerd.
2.4. De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 5 september 2003 geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2.5. De advocaat van mr. Verhaegh q.q. heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep,
veroordeelt mr. Verhaegh q.q. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van het Hoogheemraadschap begroot op € 316,33 aan verschotten en € 1365 voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.G. Pos als voorzitter, en de raadsheren J.C. van Oven en C.J.J. van Maanen, en door de raadsheer F.B. Bakels uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 november 2003.