ECLI:NL:HR:2003:AN7879

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R02/077HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest inzake arbeidsrelatie en loonvordering tussen eiser en RMI-Royal Palm Beach Club C.V.

In deze zaak heeft eiser, wonende op de Nederlandse Antillen, RMI-Royal Palm Beach Club C.V. gedagvaard voor het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, met de eis tot doorbetaling van loon totdat de arbeidsrelatie rechtsgeldig is beëindigd. Het Gerecht heeft op 9 januari 2001 RMI veroordeeld om aan eiser 14 quincena's salaris te betalen, maar het meer of anders gevorderde afgewezen. Eiser heeft hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, waar hij zijn eis heeft gewijzigd. Het Hof heeft op 3 mei 2002 het verzet tegen de eiswijziging afgewezen en op 28 juni 2002 het vonnis van het Gerecht bevestigd. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het vonnis van het Hof, terwijl RMI voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de klachten van eiser niet tot cassatie kunnen leiden. De voorwaarde voor het voorwaardelijk incidenteel beroep is niet vervuld, waardoor dit beroep niet behandeld hoeft te worden. De Hoge Raad heeft het principale beroep verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld.

Uitspraak

5 december 2003
Eerste Kamer
Nr. R02/077HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende op [woonplaats], Nederlandse Antillen,
EISER tot cassatie, voorwaardelijk
incidenteel verweerder,
advocaat: mr. G.C. Makkink,
t e g e n
RMI-ROYAL PALM BEACH CLUB C.V.,
gevestigd op Sint Maarten, Nederlandse Antillen,
VERWEERSTER in cassatie, voorwaardelijk
incidenteel eiseres,
advocaat: mr. T.H. Tanja-van den Broek.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploot van 27 juni 2000 onder meer verweerster in cassatie - verder te noemen: RMI - op verkorte termijn gedagvaard voor het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, hierna: het gerecht, en voor zover in cassatie nog van belang onder meer doorbetaling van loon gevorderd totdat de arbeidsrelatie tussen partijen op rechtsgeldige wijze is beëindigd.
RMI heeft de vordering bestreden.
Het gerecht heeft bij vonnis van 9 januari 2001 RMI uitvoerbaar bij voorraad veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen 14 quincena's salaris, waarbij het salaris per quincena wordt gesteld op ƒ 771,--, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, hierna: het hof.
Bij memorie van grieven heeft hij zijn eis gewijzigd en gevorderd:
1) te doen vaststellen dat het ontslag gegeven, kennelijk onredelijk is, en de arbeidsrelatie tussen partijen niet rechtsgeldig beëindigd is met het gegeven ontslag;
2) de loonmatiging op te heffen, en
3) als bijzondere voorwaarde op te leggen, nu de arbeidsovereenkomst voortduurt, de tewerkstelling van [eiser] na afloop van de betaalperiode.
RMI heeft zich tegen deze eiswijziging verzet.
Het hof heeft bij vonnis van 3 mei 2002 het verzet tegen de verandering van eis afgewezen en de zaak naar de rol verwezen voor voortprocederen.
Bij vonnis van 28 juni 2002 heeft het hof het vonnis van het gerecht bevestigd.
Het vonnis van het hof van 28 juni 2002 is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen laatstvermeld vonnis van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. RMI heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. Het cassatierekest en het verweerschrift tevens houdende het voorwaardelijk incidenteel beroep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
RMI heeft verzocht het principaal beroep te verwerpen en [eiser] heeft in het incidenteel beroep geconcludeerd tot referte.
RMI heeft de zaak doen toelichten door haar advocaat en mr. M. Ligthart, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het principale beroep.
3. Beoordeling van het middel in het principale beroep
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere
motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu de voorwaarde waaronder het voorwaardelijk incidenteel beroep is ingesteld niet is vervuld, behoeft dit beroep geen behandeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van RMI begroot op € 301,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink, P.C. Kop en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 5 december 2003.