ECLI:NL:HR:2003:AN7841

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/232HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vordering tot schadevergoeding uit verzekeringsovereenkomst

In deze zaak hebben eisers tot cassatie, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.W. Bogaardt, de Onderlinge Waarborgmaatschappij Univé Varsseveld B.A. aangeklaagd voor schadevergoeding uit hoofde van een verzekeringsovereenkomst. De eisers vorderden een bedrag van ƒ 188.188,-- exclusief BTW, vermeerderd met wettelijke rente, alsook een verklaring voor recht dat Univé hen dient te vergoeden voor schade die is ontstaan door niet-nakoming van de verzekeringsovereenkomst en onrechtmatig handelen. Univé, vertegenwoordigd door aanvankelijk mr. T.H. Tanja-van den Broek en thans mr. M.H. van der Woude, heeft de vordering bestreden en in reconventie een bedrag van ƒ 14.399,34 gevorderd van de eisers.

De rechtbank te Zutphen heeft in een tussenvonnis van 2 september 1999 Univé toegelaten tot bewijslevering. Bij eindvonnis van 8 februari 2001 heeft de rechtbank Univé veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag aan eisers, maar de vordering in reconventie afgewezen. Univé heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem, dat op 5 maart 2002 de vonnissen van de rechtbank heeft vernietigd en de vorderingen van eisers heeft afgewezen, terwijl de vordering in reconventie is toegewezen.

Eisers hebben vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eisers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 2.291,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan op 12 december 2003 door de vice-president R. Herrmann en de overige raadsheren.

Uitspraak

12 december 2003
Eerste Kamer
Nr. C02/232HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
2. [Eiseres 2],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. J.W. Bogaardt,
t e g e n
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ UNIVÉ VARSSEVELD B.A., gevestigd te Varsseveld, gemeente Wisch,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. T.H. Tanja-van den Broek, thans mr. M.H. van der Woude.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eisers tot cassatie - verder te noemen: [eiser] c.s. - hebben bij exploot van 9 maart 1998 verweerster in cassatie - verder te noemen: Univé - gedagvaard voor de rechtbank te Zutphen en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Univé te veroordelen aan [eiser] c.s. te betalen een bedrag van ƒ 188.188,-- exclusief BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 maart 1997, althans vanaf 28 april 1997 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede voor recht te verklaren dat Univé aan [eiser] c.s. dient te vergoeden alle schade die is ontstaan door de niet-nakoming van de verzekeringsovereenkomst en door haar in de dagvaarding beschreven onrechtmatig handelen jegens hen.
Univé heeft de vordering bestreden en in reconventie gevorderd [eiser] c.s. bij vonnis hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van ƒ 14.399,34, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 april 1997 tot aan de dag der algehele voldoening.
[Eiser] c.s. hebben in reconventie de vordering van Univé bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 2 september 1999 in conventie en in reconventie Univé tot bewijslevering toegelaten. Na enquête en contra-enquête heeft de rechtbank bij eindvonnis van 8 februari 2001 in conventie Univé veroordeeld om aan [eiser] c.s. te betalen een bedrag van ƒ 188.188,-- exclusief B.T.W., te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 maart 1997 tot de dag der voldoening, dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het in conventie meer of anders gevorderde alsmede de vordering in reconventie afgewezen.
Tegen beide vonnissen heeft Univé hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
Bij arrest van 5 maart 2002 heeft het hof de bestreden vonnissen van de rechtbank vernietigd en, opnieuw rechtdoende, in conventie de vorderingen van [eiser] c.s. afgewezen en in reconventie de vordering toegewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Univé heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in het middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Univé begroot op € 2.291,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein en E.J. Numann, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 12 december 2003.