ECLI:NL:HR:2003:AN7823
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aansprakelijkheid voor schade door bodemverontreiniging
In deze zaak hebben de eisers tot cassatie, bestaande uit twee natuurlijke personen en de FAZANDT GROEP B.V., een rechtszaak aangespannen tegen de verweerders in cassatie, met als doel schadevergoeding te verkrijgen voor de gevolgen van bodemverontreiniging op hun percelen. De eisers hebben de verweerders op 13 februari 1997 gedagvaard voor de rechtbank te Leeuwarden, waarbij zij vorderingen hebben ingesteld die onder andere betrekking hadden op de aansprakelijkheid van de verweerders voor de door hen geleden schade. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 10 juni 1998 de eisers toegelaten tot bewijslevering, waarna de eisers hun eis hebben verminderd en de vordering met betrekking tot het woonhuis hebben ingetrokken. In het eindvonnis van 29 december 1999 heeft de rechtbank de verweerders veroordeeld om schadevergoeding te betalen aan de eisers, maar dit vonnis is door het gerechtshof te Leeuwarden in een arrest van 13 maart 2002 vernietigd, waarbij de vorderingen van de eisers zijn afgewezen. Hierop hebben de eisers cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 19 december 2003 het beroep in cassatie verworpen, waarbij de kosten van het geding in cassatie zijn toegewezen aan de verweerders. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.