ECLI:NL:HR:2003:AN7823

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/253HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aansprakelijkheid voor schade door bodemverontreiniging

In deze zaak hebben de eisers tot cassatie, bestaande uit twee natuurlijke personen en de FAZANDT GROEP B.V., een rechtszaak aangespannen tegen de verweerders in cassatie, met als doel schadevergoeding te verkrijgen voor de gevolgen van bodemverontreiniging op hun percelen. De eisers hebben de verweerders op 13 februari 1997 gedagvaard voor de rechtbank te Leeuwarden, waarbij zij vorderingen hebben ingesteld die onder andere betrekking hadden op de aansprakelijkheid van de verweerders voor de door hen geleden schade. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 10 juni 1998 de eisers toegelaten tot bewijslevering, waarna de eisers hun eis hebben verminderd en de vordering met betrekking tot het woonhuis hebben ingetrokken. In het eindvonnis van 29 december 1999 heeft de rechtbank de verweerders veroordeeld om schadevergoeding te betalen aan de eisers, maar dit vonnis is door het gerechtshof te Leeuwarden in een arrest van 13 maart 2002 vernietigd, waarbij de vorderingen van de eisers zijn afgewezen. Hierop hebben de eisers cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 19 december 2003 het beroep in cassatie verworpen, waarbij de kosten van het geding in cassatie zijn toegewezen aan de verweerders. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

19 december 2003
Eerste Kamer
Nr. C02/253HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Eiseres 2],
wonende te [woonplaats],
3. FAZANDT GROEP B.V.,
gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende te Schiermonnikoog,
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
2. [Verweerster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. D. Stoutjesdijk.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eisers tot cassatie - verder te noemen: [eiser] c.s. - hebben bij exploot van 13 februari 1997 verweerders in cassatie - verder te noemen: [verweerder] c.s. - op verkorte termijn gedagvaard voor de rechtbank te Leeuwarden en gevorderd bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. te verklaren voor recht, dat [verweerder] c.s. hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door [eiser] c.s. geleden schade tengevolge van de bodemverontreiniging aanwezig op en in de percelen, zoals in de dagvaarding genoemd onder nummer 1 (hotel) en nummer 3 (woonhuis);
2. primair: [verweerder] c.s. te veroordelen om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] c.s. te vergoeden de schade die [eiser] c.s. hebben geleden, lijden en nog zullen lijden tengevolge van de bodemverontreiniging aanwezig op en in de percelen, zoals hierboven genoemd onder nr. 1 (hotel) en nummer 3 (woonhuis), nader op te maken bij staat, vermeerderd met de wettelijke rente over de voor melde schadevergoeding, voorzover dat betreft het onder nummer 1 genoemde perceel vanaf september 1995 en voorzover de schadevergoeding betrekking heeft op het onder nummer 3 genoemde perceel vanaf 3 januari 1997 tot aan de dag van algehele voldoening, waarbij [verweerder] c.s. hoofdelijk aansprakelijk zijn, in die zin, dat wanneer de een betaalt, de ander gekweten zal zijn;
subsidiair (slechts ten aanzien van het perceel genoemd onder nummer 1): Op grond van dwaling de tussen partijen gesloten koopovereenkomst aan te passen, in die zin, dat de koopprijs wordt verlaagd met het bedrag van de schade, die [eiser] c.s. hebben geleden, lijden en nog zullen lijden als gevolg van de bodemvervuiling op en in dit perceel, alsmede de wettelijke rente over deze schadevergoeding vanaf september 1995 en [verweerder] c.s. te veroordelen om deze schade aan [eiser] c.s. tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te vergoeden, waarbij de schade nader wordt opgemaakt bij staat, waarbij [verweerder] c.s. hoofdelijk aansprakelijk zijn, in die zin, dat wanneer de een betaalt, de ander gekweten zal zijn;
3. [verweerder] c.s. te veroordelen in de kosten van dit geding, inclusief de kosten van het vragen van toestemming voor en het leggen van conservatoir beslag.
[Verweerder] c.s. hebben de vorderingen bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 10 juni 1998 [eiser] c.s. tot bewijslevering toegelaten.
Na enquête hebben [eiser] c.s. hun eis verminderd en de vordering met betrekking tot het woonhuis ingetrokken.
Bij eindvonnis van 29 december 1999 heeft de rechtbank [verweerder] c.s. veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] c.s. te vergoeden de schade die [eiser] c.s. hebben geleden, lijden en nog zullen lijden ten gevolge van de bodemverontreiniging aanwezig onder en rondom het hotelgebouw, nader op te maken bij staat, vermeerderd met de wettelijke rente over de schadevergoeding vanaf september 1995, waarbij [verweerder] c.s. hoofdelijk aansprakelijk zijn, in die zin dat wanneer de een betaalt, de ander gekweten zal zijn, dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen beide vonnissen hebben [verweerder] c.s. hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden.
Bij arrest van 13 maart 2002 heeft het hof het vonnis van de rechtbank van 29 december 1999 vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van [eiser] c.s. alsnog afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op € 301,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en A.M.J. van Buchem-Spapens, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 19 december 2003.