ECLI:NL:HR:2003:AN7744
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vrijstelling van overdrachtsbelasting en de kring van bloed- en aanverwanten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 november 2003 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 28 juni 2002. De zaak betreft de teruggaaf van een bedrag aan overdrachtsbelasting dat door belanghebbende was voldaan bij de verkrijging van een onroerende zaak. Belanghebbende had een bedrag van ƒ 51.945 aan overdrachtsbelasting betaald en verzocht om teruggaaf, maar dit verzoek werd door de Inspecteur afgewezen. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur heeft bevestigd. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft het beroep ongegrond verklaard. Het Hof had geoordeeld dat de Inspecteur het beroep van belanghebbende op de vrijstelling van overdrachtsbelasting terecht had afgewezen, omdat belanghebbende niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 15, lid 1, letter b, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer. Dit artikel bepaalt dat alleen bepaalde bloed- en aanverwanten in aanmerking komen voor de vrijstelling. De Hoge Raad oordeelde dat de wetgever met deze bepaling de grenzen van zijn beoordelingsvrijheid niet had overschreden en dat de ratio van de vrijstelling, namelijk het voorkomen van versnippering van ondernemingen bij overgang op (pleeg-)kinderen en kleinkinderen, legitiem was.
De Hoge Raad heeft verder geoordeeld dat belanghebbende niet tijdig een beroep op de vrijstelling had gedaan, aangezien dit binnen een maand na de verkrijging had moeten gebeuren. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, en het arrest is openbaar uitgesproken.