ECLI:NL:HR:2003:AN7743

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
38365
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • L. Monné
  • P.J. van Amersfoort
  • C.J.J. van Maanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van X1 en X2 tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake verzet tegen beschikking Wet waardering onroerende zaken

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X1 en X2 tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 29 januari 2002, waarin hun verzet tegen een eerdere beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken werd afgewezen. De beschikking betrof de waardering van de onroerende zaak aan de a-straat 1 te Z, waarbij de waarde voor het tijdvak 2001 tot en met 2004 was vastgesteld op ƒ 950.000 (€ 431.091). Na bezwaar van X1 en X2 handhaafde het hoofd van de sector Middelen van de gemeente Schermer deze beschikking. Het Hof verklaarde het beroep van X1 en X2 niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de beroepstermijn, waarna zij verzet aantekenden. Het Hof verklaarde dit verzet ongegrond.

In cassatie werd door de Hoge Raad vastgesteld dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, tenzij de uitspraak op bezwaar pas op 24 augustus 2001 bekend was gemaakt. X1 en X2 stelden dat de bekendmaking op die datum had plaatsgevonden, maar het Hof oordeelde dat niet aannemelijk was dat de dag van dagtekening van de uitspraak op het bezwaar vóór de bekendmaking lag. De Hoge Raad oordeelde echter dat het Hof had miskend dat het bewijs niet aan de orde was geweest als het Hoofd had erkend dat de uitspraak op het bezwaar pas op 24 augustus 2001 bekend was gemaakt.

De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof, verklaarde het verzet gegrond en gelastte dat de gemeente Schermer het griffierecht aan X1 en X2 vergoedt. De zaak werd terugverwezen naar het Hof voor verdere behandeling in de stand waarin het zich bevond.

Uitspraak

Nr. 38.365
7 november 2003
AB
gewezen op het beroep in cassatie van X1 en X2 te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 29 januari 2002, nr. 01/3344, op hun verzet tegen na te melden uitspraak van het Hof betreffende na te melden beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken.
1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
Ten aanzien van X2 is bij beschikking de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te Z voor het tijdvak 2001 tot en met 2004 vastgesteld op ƒ 950.000 (€ 431.091).
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft het hoofd van de sector Middelen van de gemeente Schermer (hierna: het Hoofd) bij uitspraak de beschikking gehandhaafd.
X1 en X2 zijn tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft bij uitspraak van 20 december 2001 het beroep wegens overschrijding van de beroepstermijn niet-ontvankelijk verklaard.
X1 en X2 hebben daartegen verzet gedaan. Het Hof heeft bij zijn in cassatie betreden uitspraak van 29 januari 2002 het verzet ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
X1 en X2 hebben tegen de uitspraak van het Hof op het verzet beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Burgemeester en wethouders van de gemeente Schermer hebben een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klacht
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan:
- bovenaan de brief waarin het Hoofd het bezwaar van X1 en X2 ongegrond heeft verklaard, staat onder meer vermeld:
Datum: 23 augustus 2001
Datum verzending: 23 augustus 2001;
- het tegen de uitspraak op bezwaar gerichte beroepschrift, dat niet per post is verzonden, is op 5 oktober 2001 ter griffie van het Hof ontvangen;
- indien de uitspraak op het bezwaar bekendgemaakt is op 23 augustus 2001 is het beroepschrift na afloop van de termijn ingediend, erbinnen indien die uitspraak is bekendgemaakt op 24 augustus 2001.
3.2. Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht heeft het Hof - gebruik makend van zijn bevoegdheid te beslissen zonder het Hoofd te horen - het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Het heeft daartoe onder meer overwogen dat er geen reden is aan te nemen dat de dag van dagtekening van de uitspraak op het bezwaar is gelegen vóór de dag van bekendmaking.
3.3. In verzet hebben X1 en X2 gesteld dat de uitspraak op het bezwaar niet op 23 augustus, doch eerst op 24 augustus 2001 is bekendgemaakt. Weliswaar beschikken zij - naar hun zeggen - niet meer over de enveloppe waarin die uitspraak hen heeft bereikt, maar zij hebben een andere zending van de gemeente overgelegd waaruit zou blijken dat het poststempel op de enveloppe een latere datum aangeeft dan de verzenddatum op de daarin verzonden brief.
3.4. Het Hof heeft het verzet ongegrond verklaard op de overweging dat niet aannemelijk is geworden dat de dag van dagtekening van de uitspraak op het bezwaar is gelegen vóór de dag van bekendmaking ervan.
3.5. Door aldus in dit stadium een bewijsoordeel te vellen, heeft het Hof miskend dat daarvoor geen plaats zou zijn indien het zou gaan om een stelling die geen bewijs behoeft, bijvoorbeeld wanneer het Hoofd zou erkennen, althans niet zou betwisten dat de uitspraak op het bezwaar eerst op 24 augustus 2001 bekendgemaakt is. De gronden van het verzet hadden het Hof mitsdien tot het oordeel moeten brengen dat de juistheid van de beslissing om X1 en X2 niet-ontvankelijk te verklaren niet kon worden beoordeeld zonder het Hoofd in het geding te betrekken.
3.6. De klacht slaagt. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan het verzet afdoen. Het beroep is niet kennelijk niet-ontvankelijk. Het verzet dient gegrond te worden verklaard.
4. Proceskosten
Ter zake van het geding in cassatie, noch ter zake van de verzetprocedure acht de Hoge Raad termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
verklaart het verzet gegrond,
verstaat dat de uitspraak waartegen het verzet is gedaan, vervalt en dat het Hof het onderzoek voortzet in de stand waarin het zich bevond, en
gelast dat de gemeente Schermer aan X1 en X2 vergoedt het door dezen ter zake van het geding in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 82.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2003.