ECLI:NL:HR:2003:AN7550
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de ontvankelijkheid van een beroep inzake voorlopige machtiging tot opname in psychiatrisch ziekenhuis
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de ontvankelijkheid van verzoekster in haar beroep tegen een beschikking van de rechtbank te Utrecht. De rechtbank had op 8 april 2003 een voorlopige machtiging verleend voor de opname van verzoekster in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van zes maanden. Verzoekster verzocht op 13 mei 2003 om ontslag uit het ziekenhuis, maar dit verzoek werd op 20 mei 2003 afgewezen door de geneesheer-directeur. De officier van justitie vroeg vervolgens de rechtbank om een beslissing over deze afwijzing. De rechtbank heeft op 25 juni 2003 het verzoek van de officier van justitie afgewezen, waarna verzoekster cassatie heeft ingesteld.
De Hoge Raad overwoog dat de geldigheidsduur van de voorlopige machtiging inmiddels was verstreken, waardoor verzoekster geen belang meer had bij haar beroep. Desondanks besloot de Hoge Raad om de rechtsvraag die door verzoekster was opgeworpen te behandelen. Verzoekster had aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de hoorplicht, zoals voorgeschreven in artikel 4:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), was nageleefd. De Hoge Raad oordeelde dat de geneesheer-directeur als bestuursorgaan moet worden aangemerkt en dat de hoorplicht ook van toepassing is bij een verzoek om ontslag van een onvrijwillig opgenomen patiënt.
De Hoge Raad concludeerde dat de rechtsklacht van verzoekster niet kon leiden tot vernietiging van de beschikking van de rechtbank, omdat de beslissing van de geneesheer-directeur niet ter toetsing voorlag, maar de vraag of de vrijheidsbeneming moest voortduren. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad verzoekster niet-ontvankelijk in haar beroep, waarmee de beschikking van de rechtbank in stand bleef.