ECLI:NL:HR:2003:AN7528

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/235HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest van de Hoge Raad inzake schadevergoeding uit hoofde van niet nakoming van de overeenkomst

In deze zaak heeft eiser, handelende onder de naam [A], verweerder gedagvaard voor de rechtbank te 's-Hertogenbosch, met de eis om een schadevergoeding van ƒ 35.250,-- te ontvangen wegens niet nakoming van een overeenkomst. De rechtbank heeft de vordering afgewezen in een eindvonnis op 29 september 2000. Eiser heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 16 mei 2002 het vonnis heeft bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, en dat verdere motivering niet nodig is, aangezien de klachten geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling oproepen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerder zijn begroot op € 486,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. Dit arrest is uitgesproken op 19 december 2003.

Uitspraak

19 december 2003
Eerste Kamer
Nr. C02/235HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser], handelende onder de naam [A], wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. drs. R.A. van der Hansz,
t e g e n
[verweerder], wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. M.W. Scheltema.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploot van 23 juni 1999 verweerder in cas-satie - verder te noemen: [verweerder] - gedagvaard voor de rechtbank te 's-Hertogenbosch en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [verweerder] te veroordelen aan [eiser] te betalen een bedrag van ƒ 35.250,-- als schadevergoeding uit hoofde van niet nakoming van de overeenkomst, subsidiair uit hoofde van onrechtmatige daad, of zoveel minder als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, althans een bedrag op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, in alle gevallen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der algehele voldoening.
[Verweerder] heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 26 november 1999 een comparitie van partijen gelast en bij eindvonnis van 29 september 2000 de vorderingen afgewezen.
Tegen het eindvonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 16 mei 2002 heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 486,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en A.M.J. van Buchem-Spapens, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 19 december 2003.