ECLI:NL:HR:2003:AN7444

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/252HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • H.A.M. Aaftink
  • D.H. Beukenhorst
  • O. de Savornin Lohman
  • F.B. Bakels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in civiele zaak tussen man en vrouw over alimentatie en schadevergoeding

In deze zaak heeft de man, eiser tot cassatie, de vrouw, verweerster in cassatie, gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage. De man vorderde onder andere een bedrag van ƒ 260.000,--, dat bij conclusie van repliek werd vermeerderd tot ƒ 278.000,--, en de helft van de afkoopwaarde van een polis bij Nationale Nederlanden. De vrouw heeft zich verzet tegen de vermeerdering van eis en de vorderingen bestreden. De rechtbank heeft op 21 maart 2000 een comparitie van partijen gelast en op 20 december 2000 de vrouw veroordeeld tot betaling van ƒ 571,50, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 oktober 1998, terwijl het meer of anders gevorderde werd afgewezen. De man heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 24 april 2002 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. Hierop heeft de man beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft op 19 december 2003 het cassatieberoep verworpen en de man in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op nihil aan de zijde van de vrouw. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

19 december 2003
Eerste Kamer
Nr. C02/252HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: de man - heeft bij exploot van 14 januari 2000 verweerster in cassatie - verder te noemen: de vrouw - gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw te veroordelen tot betaling aan de man van:
1. een bedrag van ƒ 260.000,--, bij conclusie van repliek vermeerderd tot een bedrag van ƒ 278.000,--;
2. de helft van de afkoopwaarde van de polis bij Nationale Nederlanden met polisnummer [001], nader vast te stellen;
3. een bedrag van ƒ 10.836,76, en
4. een bedrag van ƒ 571,50,
telkens te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 oktober 1998, subsidiair vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
De vrouw heeft zich verzet tegen de vermeerdering van eis en de vorderingen bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 21 maart 2000 een comparitie van partijen gelast en bij eindvonnis van 20 december 2000 de vrouw veroordeeld tot betaling aan de man van een bedrag van ƒ 571,50, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 oktober 1998, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen het eindvonnis heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 24 april 2002 heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen vrouw is verstek verleend.
De man heeft de zaak doen toelichten door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de man heeft bij brief van 13 november 2003 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in het middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de man in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de vrouw begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, D.H. Beukenhorst en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 19 december 2003.