ECLI:NL:HR:2003:AM2962
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- E.J. Numann
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen vonnissen van de rechtbank en het gerechtshof inzake vorderingen tot betaling
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Garretsen, cassatie ingesteld tegen de vonnissen van de rechtbank te Zutphen en het gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft vorderingen tot betaling door vier verweerders, die eiser in 1996 gedagvaard hebben. De rechtbank heeft in vier tussenvonnissen een comparitie van partijen gelast en eiser toegelaten tot bewijslevering. Na meerdere comparities heeft de rechtbank in eindvonnissen van 31 augustus 2000 eiser veroordeeld tot betaling van verschillende bedragen aan de verweerders, vermeerderd met wettelijke rente. Eiser heeft hoger beroep ingesteld, waarop het hof op 12 februari 2002 in het principaal appel het hoger beroep verwierp, maar in het incidenteel appel van verweerders 1 en 4 de eindvonnissen gedeeltelijk vernietigde en nieuwe bedragen vaststelde. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus, die tot verwerping van het beroep strekte, gevolgd. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, en verdere motivering was niet nodig omdat de klachten geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling opriepen.