ECLI:NL:HR:2003:AM2764
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de bewezenverklaring van handel in XTC-pillen en de overschrijding van de redelijke termijn in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 november 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was eerder veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, specifiek voor het verhandelen van XTC-pillen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof had miskend dat XTC-pillen niet alleen MDA, MDMA of MDEA kunnen bevatten, maar ook andere stoffen die niet op de bij de Opiumwet behorende lijst I staan. Dit leidde tot de conclusie dat de bewezenverklaring niet voldoende was onderbouwd met de gebezigde bewijsmiddelen.
Daarnaast werd er in de cassatiefase een klacht ingediend over de overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad stelde vast dat de redelijke termijn was overschreden, aangezien het beroep in cassatie op 2 mei 2002 was ingesteld en de stukken pas op 26 maart 2003 ter griffie waren ontvangen. Dit had gevolgen voor de strafoplegging, die de rechter naar wie de zaak werd verwezen, in acht moest nemen.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de beslissingen over het onder 2 tenlastegelegde feit en de strafoplegging. De zaak werd verwezen naar het Gerechtshof te 's Hertogenbosch voor herbehandeling. Voor het overige werd het beroep verworpen.