ECLI:NL:HR:2003:AM2517
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- F.H. Koster
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geldigheid van de inleidende dagvaarding door een politieparketsecretaris
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 december 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld tegen een veroordeling voor diefstal, waarbij de inleidende dagvaarding was uitgebracht door een politieparketsecretaris, de heer P. Wilbrink. De verdediging stelde dat de dagvaarding nietig was, omdat deze was uitgebracht door een ambtenaar die niet voldeed aan de vereisten van artikel 126 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het Hof had echter geoordeeld dat de dagvaarding geldig was, maar de Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd waarom Wilbrink als een bij het parket werkzame ambtenaar kon worden aangemerkt. De Hoge Raad verwees naar eerdere jurisprudentie waarin werd benadrukt dat de uitoefening van bevoegdheden door ambtenaren die voldoen aan bepaalde opleidingseisen moet plaatsvinden. De Hoge Raad concludeerde dat de geldigheid van de dagvaarding niet was aangetoond, omdat er geen bewijs was dat Wilbrink aan de vereisten voldeed. Daarnaast oordeelde de Hoge Raad dat de redelijke termijn voor de behandeling van de cassatie was overschreden, wat ook een reden was voor vernietiging van het arrest van het Hof. De zaak werd verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling.