ECLI:NL:HR:2003:AM2311
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie in faillissementskwestie met betrekking tot vordering curator
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 november 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een faillissementskwestie. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Garretsen, was in hoger beroep gegaan tegen een vonnis van de rechtbank Groningen, waarin de vordering van de curator, mr. Johannes Gerrit van Hartingsveld, werd toegewezen. De curator had de eiseres gedagvaard voor een bedrag van DM 2.000.000,--, vermeerderd met wettelijke rente en kosten. De rechtbank had de vordering op 7 maart 1997 toegewezen, waarna de eiseres in hoger beroep ging bij het gerechtshof te Leeuwarden. Het hof heeft in verschillende tussenarresten de eiseres in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren, maar heeft uiteindelijk op 9 mei 2001 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
De eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof. De curator heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal, L. Timmerman, strekte tot verwerping van het principale beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet relevant waren voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het principale beroep verworpen en de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 941,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.