ECLI:NL:HR:2003:AM2311

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/172HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in faillissementskwestie met betrekking tot vordering curator

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 november 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een faillissementskwestie. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Garretsen, was in hoger beroep gegaan tegen een vonnis van de rechtbank Groningen, waarin de vordering van de curator, mr. Johannes Gerrit van Hartingsveld, werd toegewezen. De curator had de eiseres gedagvaard voor een bedrag van DM 2.000.000,--, vermeerderd met wettelijke rente en kosten. De rechtbank had de vordering op 7 maart 1997 toegewezen, waarna de eiseres in hoger beroep ging bij het gerechtshof te Leeuwarden. Het hof heeft in verschillende tussenarresten de eiseres in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren, maar heeft uiteindelijk op 9 mei 2001 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.

De eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof. De curator heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal, L. Timmerman, strekte tot verwerping van het principale beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet relevant waren voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het principale beroep verworpen en de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 941,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.

Uitspraak

14 november 2003
Eerste Kamer
Nr. C02/172HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres], thans wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie, voorwaardelijk incidenteel verweerster,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
Mr. Johannes Gerrit VAN HARTINGSVELD, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [betrokkene 1],
wonende te Haren, VERWEERDER in cassatie, voorwaardelijk incidenteel eiser,
advocaat: mr. M. Ynzonides.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie - verder te noemen: de curator - heeft bij exploot van 27 oktober 1995 eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - gedagvaard voor de rechtbank te Groningen en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eiseres] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de curator te voldoen een bedrag van DM 2.000.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening en met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure, waaronder mede begrepen de kosten van het ten laste van [eiseres] op 13 oktober 1995 gelegde conservatoire beslag op het woonhuis c.a. gelegen aan de [adres] te [plaats].
[Eiseres] heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 7 maart 1997 de vordering van de curator toegewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden. De curator heeft voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij tussenarrest van 15 december 1999 heeft het hof onder aanhouding van iedere verdere beslissing [eiseres] in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de vraag of, en zo ja hoe, zij tegenbewijs wenste leveren en bij tussenarrest van 24 mei 2000 onder aanhouding van iedere verdere beslissing in het principaal appel [eiseres] toegelaten tegenbewijs te leveren. Na enquête heeft het hof bij eindarrest van 9 mei 2001 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
De arresten van het hof van 15 december 1999, 24 mei 2000 en 9 mei 2001 zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen voormelde arresten van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De curator heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende het voorwaardelijk incidenteel beroep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de curator mede door mr. A.P. Groen, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het principale beroep.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 2 oktober 2003 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen in het principale beroep
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu de middelen in het principale beroep falen, komt het middel in het voorwaardelijk incidentele beroep niet aan de orde.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op € 941,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 14 november 2003.