ECLI:NL:HR:2003:AM1465
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting en landbouwregeling voor paardenopfokbedrijven
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 15 oktober 2002. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die aan de maatschap X te Z was opgelegd over het tijdvak van 1 januari 1995 tot en met 31 december 1998, ter hoogte van ƒ 28.618. Na bezwaar tegen deze aanslag heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof heeft de aanslag en de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, wat leidde tot het cassatieberoep van de Staatssecretaris.
Belanghebbende exploiteert een melkveehouderij, een varkenshouderij, een akkerbouwbedrijf en een paardenopfokbedrijf. In 1998 heeft belanghebbende ongeveer 80 paarden opgefokt in opdracht van derden. De activiteiten van het paardenopfokbedrijf zijn gericht op het sociaal maken van de jonge paarden en het voorbereiden op hun verdere ontwikkeling. De Inspecteur stelde dat de landbouwregeling, zoals vastgelegd in artikel 27 van de Wet op de omzetbelasting 1968, niet van toepassing was op de activiteiten van belanghebbende.
Het Hof oordeelde echter dat de activiteiten van paardenopfokbedrijven wel degelijk onder de landbouwregeling vallen, aangezien deze bijdragen aan de agrarische productie. Het Hof baseerde zijn oordeel op verschillende juridische en maatschappelijke overwegingen, waaronder Europese richtlijnen en de maatschappelijke opvatting dat paardenopfokbedrijven als landbouwbedrijven worden beschouwd.
De Hoge Raad heeft het beroep van de Staatssecretaris ongegrond verklaard en de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De Staat werd aangewezen als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 17 oktober 2003.