ECLI:NL:HR:2003:AM0241
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- W.A.M. van Schendel
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de bescherming van de belangen van de verdachte in relatie tot de Aanwijzing opsporingsbevoegdheden
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 december 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1952, was eerder veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Het Hof had de verdachte ter zake van deze feiten veroordeeld tot onbetaalde arbeid en een geldboete, waarbij het vonnis van de Politierechter werd vernietigd. De verdachte heeft cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. J.F.M. Wasser. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft zich in deze zaak gebogen over de vraag of het voorschrift uit de Aanwijzing opsporingsbevoegdheden, dat informatie van informanten uitsluitend via een proces-verbaal aan derden mag worden verstrekt, strekt ter bescherming van de belangen van de verdachte. Het Hof had eerder geoordeeld dat dit voorschrift niet bedoeld is om de verdachte te beschermen. De Hoge Raad heeft dit oordeel bevestigd en geoordeeld dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de informatie uit het CIE-rapport voldoende aanleiding bood voor de doorzoeking en dat eventuele schendingen van de Aanwijzing niet leidden tot bewijsuitsluiting.
De Hoge Raad concludeert dat de middelen van de verdachte niet kunnen leiden tot cassatie, en dat er geen gronden zijn voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep wordt verworpen, waarmee de eerdere veroordeling van de verdachte in stand blijft.