ECLI:NL:HR:2003:AL8441

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02293/02
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1967 en woonachtig in Duitsland, was eerder veroordeeld door de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Maastricht voor overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef, onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994. De straf bestond uit twee weken gevangenisstraf, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een geldboete van € 450,-, subsidiair achttien dagen hechtenis, met daarnaast een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van negen maanden.

De verdachte heeft zijn cassatieberoep ingesteld, maar de Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn cassatieberoep. De Hoge Raad heeft vervolgens kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op deze conclusie. De Hoge Raad oordeelt dat voor onderzoek door de cassatierechter alleen middelen van cassatie in aanmerking komen die voldoen aan de eisen van artikel 437 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

In dit geval voldeed het ingediende faxbericht niet aan de vereisten, omdat het niet duidelijk aangaf tegen welke beslissing van het Hof de klacht was gericht en het geen stellige en duidelijke klacht bevatte over de schending van een rechtsregel of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift. Aangezien de verdachte niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend, is niet voldaan aan het voorschrift van artikel 437, tweede lid, Sv. Hierdoor kon de verdachte niet in het beroep worden ontvangen.

De Hoge Raad heeft uiteindelijk de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het beroep, en dit arrest is uitgesproken op 18 november 2003 door de vice-president en de raadsheren in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

18 november 2003
Strafkamer
nr. 02293/02
LR/IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 28 februari 2002, nummer 20/000220-01, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967, wonende te [woonplaats] (Duitsland), zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Maastricht van 14 december 2000 - de verdachte ter zake van "overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef, onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994" veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een geldboete € 450,-, subsidiair achttien dagen hechtenis, met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van negen maanden. Voorts is de tenuitvoerlegging gelast van een voorwaardelijk opgelegde straf.
2. Geding in cassatie
2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.M.W.H. Bedaux, advocaat te Heerlen, een geschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn cassatieberoep.
2.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.1. Voor onderzoek door de cassatierechter komen alleen in aanmerking middelen van cassatie als bedoeld in art. 437 Sv. Hetgeen in het - niet als schriftuur aangeduide - faxbericht wordt aangevoerd, voldoet niet aan de aan een middel van cassatie te stellen eisen, nu daarin niet is vermeld tegen welke beslissing van het Hof de klacht gericht is en het geen stellige en duidelijk klacht bevat over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen.
3.2. Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren F.H. Koster en W.A.M. van Schendel, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 18 november 2003.