ECLI:NL:HR:2003:AL8206

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
1384
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de Landinrichtingscommissie in cassatie wegens te late betekening

In deze zaak heeft de Landinrichtingscommissie voor de ruilverkaveling '[A]' beroep in cassatie ingesteld tegen een vonnis van de Rechtbank te Groningen van 22 januari 2003. De Rechtbank had op basis van artikel 217, lid 1, van de Landinrichtingswet beslist op een bezwaar tegen de lijst van geldelijke regelingen. De Landinrichtingscommissie heeft op 19 februari 2003 de verklaring afgelegd zoals bedoeld in artikel 182, lid 2, van de Wet. De betekening van deze verklaring heeft echter pas plaatsgevonden op 6 maart 2003, wat de vijftiende dag na de aflegging van de verklaring was.

De verweerder heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de Landinrichtingscommissie in haar beroep in cassatie. De Advocaat-Generaal Th. Groeneveld heeft op 5 september 2003 geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de Landinrichtingscommissie. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de betekening, die binnen veertien dagen na de aflegging van de verklaring had moeten plaatsvinden, te laat is geschied. Hierdoor is de Landinrichtingscommissie niet-ontvankelijk verklaard in haar beroep in cassatie.

De Hoge Raad heeft de Landinrichtingscommissie ook veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van de verweerder, tot op deze uitspraak begroot op € 316,33 aan verschotten en € 1365 voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.G. Pos als voorzitter, en de raadsheren J.C. van Oven en C.J.J. van Maanen, en door de raadsheer F.B. Bakels uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 oktober 2003.

Uitspraak

Nr. 1384
31 oktober 2003
Za
in de zaak van
de Landinrichtingscommissie voor de ruilverkaveling "[A]",
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres tot cassatie,
advocaat: mr. H.A. Groen,
tegen
[Verweerder], als rechtsopvolger van de erven [betrokkene 1],
wonende te [woonplaats],
verweerder in cassatie,
advocaat: mr. J.A.M.A. Sluysmans.
1. Het geding in cassatie
1.1. De Landinrichtingscommissie voor de ruilverkaveling "[A]" (hierna: de Landinrichtingscommissie) heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het vonnis van de Rechtbank te Groningen van 22 januari 2003, waarbij de Rechtbank op de voet van artikel 217, lid 1, van de Landinrichtingswet (hierna: de Wet) heeft beslist op een bezwaar tegen de lijst van geldelijke regelingen.
1.2. De Landinrichtingscommissie heeft de verklaring als bedoeld in artikel 182, lid 2, van de Wet afgelegd op 19 februari 2003.
1.3. De betekening als bedoeld in artikel 182, lid 3, van de Wet heeft plaatsgehad op 6 maart 2003.
1.4. [Verweerder] heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de Landinrichtingscommissie in haar beroep in cassatie.
1.5. Partijen hebben hun standpunt doen toelichten door hun advocaten.
1.6. De Advocaat-Generaal Th. Groeneveld heeft op 5 september 2003 geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de Landinrichtingscommissie in haar beroep in cassatie.
1.7. De advocaat van de Landinrichtingscommissie heeft schriftelijk op deze conclusie gereageerd.
2. De ontvankelijkheid van het cassatieberoep
Ingevolge artikel 182, lid 3, van de Wet - hier van overeenkomstige toepassing op grond van artikel 217, lid 2, van de Wet - dient de daarin omschreven betekening te geschieden binnen veertien dagen na de aflegging van de verklaring als bedoeld in het tweede lid van die bepaling. Nu die betekening heeft plaatsgehad op de vijftiende dag na de aflegging van de evenbedoelde verklaring, dient de Landinrichtingscommissie niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar beroep in cassatie.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de Landinrichtingscommissie niet-ontvankelijk in haar beroep in cassatie,
veroordeelt de Landinrichtingscommissie in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van [verweerder], tot op deze uitspraak begroot op € 316,33 aan verschotten en € 1365 voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.G. Pos als voorzitter, en de raadsheren J.C. van Oven en C.J.J. van Maanen, en door de raadsheer F.B. Bakels uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 oktober 2003.