ECLI:NL:HR:2003:AL8205
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- A.R. Leemreis
- C.J.J. van Maanen
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie over onteigening en schadeloosstelling in de zaak Strijpse Kampen B.V. tegen de gemeenten Eindhoven en Oirschot
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 november 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de besloten vennootschap Strijpse Kampen B.V. en de gemeenten Eindhoven en Oirschot. De zaak betreft een onteigening waarbij Strijpse Kampen B.V. een schadevergoeding vorderde van de gemeenten. De Rechtbank had eerder een bedrag van € 1.800.484,20 vastgesteld als schadeloosstelling, maar Strijpse Kampen was het niet eens met deze beslissing en heeft cassatie ingesteld. De gemeenten hebben in hun verweer geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep en hebben voorwaardelijk incidenteel beroep ingesteld, afhankelijk van de uitkomst van het principale beroep.
De Hoge Raad heeft de argumenten van Strijpse Kampen beoordeeld, waarbij met name werd ingegaan op de waardebepaling van het onteigende. De Raad oordeelde dat bij de bepaling van de werkelijke waarde van het onteigende geen rekening gehouden mag worden met waardevermeerdering of -vermindering die het gevolg is van de plannen van de onteigenaar. De Hoge Raad verwierp de onderdelen van het cassatiemiddel en oordeelde dat de beslissing van de Rechtbank om de schadeloosstelling niet te verhogen met een vergoeding voor de kosten van aankoop van een vervangende woning voor het echtpaar [X] juist was. De Hoge Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor nader onderzoek naar de verplichtingen van Strijpse Kampen ten aanzien van het echtpaar [X].
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het principale beroep verworpen en Strijpse Kampen veroordeeld in de kosten van het principale beroep, die aan de zijde van de gemeenten zijn begroot op € 301,33 aan verschotten en € 1365 voor salaris. Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de waardebepaling bij onteigeningen en de verantwoordelijkheden van betrokken partijen.