ECLI:NL:HR:2003:AL7076
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- H.A.M. Aaftink
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van vergoedingsrechten na echtscheiding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen een man en een vrouw die op huwelijkse voorwaarden waren gehuwd. Het huwelijk was ontbonden op 30 november 2000. De man had de vrouw in eerste instantie aangeklaagd voor betaling van een geldbedrag met betrekking tot vergoedingsrechten die voortvloeiden uit de aankoop van een vakantiewoning in Zwitserland, waarvan de man de kosten had betaald. De rechtbank te Amsterdam had de vrouw veroordeeld tot betaling van een bedrag van SFR 205.511,--, vermeerderd met wettelijke rente. De vrouw ging in hoger beroep, en het gerechtshof te Amsterdam vernietigde de beschikking van de rechtbank, waarbij het hof oordeelde dat de vrouw de tegenwaarde in Nederlandse guldens moest betalen, berekend naar de koers van het moment van betaling in plaats van het moment van de uitgave door de man.
De man ging in cassatie tegen deze beslissing van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat het hof ten onrechte had geoordeeld dat de betaling van de schuld tegen de huidige koers niet van de vrouw kon worden verlangd. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het hof en bekrachtigde de beschikking van de rechtbank, waarbij de vrouw werd veroordeeld tot betaling van het nominale bedrag van de verstrekte gelden. De Hoge Raad benadrukte dat er geen sprake was van een natuurlijke verbintenis en dat de vrouw het bedrag in Nederlands geld kon voldoen, waarbij de omrekening diende te geschieden naar de koers van de dag waarop de betaling plaatsvond. De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de berekening van vergoedingsrechten in echtscheidingszaken, vooral in situaties waarin huwelijkse voorwaarden van toepassing zijn.